weekblad-logo

week 40-2020

Fotoquiz snelste

De snelste met het juiste antwoord op de foto van vorige week was Ria Scharn. De nieuwe opgave komt dan ook van haar. De vraag is:

Wat zijn/waren de adressen van de volledig zichtbare huizen?

Helaas voor u is er van het markante huis helemaal links zo weinig te zien dat dit u niet veel zal helpen. Ria was verrast dat de twee panden rechts daarvan er tegenwoordig zoveel beter uitzien dan op deze foto, maar dat komt omdat ze in 1954 zijn afgebroken en met gebruikmaking van de gevels volledig zijn herbouwd. Het middelste pand kreeg toen de bij de renaissancistische bouwstijl horende trapgevel terug. De eigenaar van het markante pand links had de panden gekocht en bouwde in de tuinen achter de de volledig zichtbare huizen een groot kantoorgebouw, waartoe het nieuw gebouwd pand i.d.p.v. de twee rechtse panden ook behoort. Genoeg hints?

Oplossingen via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Nou, daar heeft Robert de goegemeente even aan het werk gezet met deze opgave. De combinatie van vragen betekende ook meteen een hint: een gesloopt gebouw waarover in een dagboek geschreven werd. Wij kijken hier door de Geelvincksteeg naar de achterkant van de Roxy aan het Singel. Aan die steeg èn aan het Singel stond gebouw de Geelvinck (1878), het sociëteitsgebouw van de Katholieke Vereeniging, in 1889 omgebouwd tot hoofdkantoor van de Algemeene Werkmansbond, Singel 530. Wanneer ging dat gebouw ter ziele? Precies..., in 1943. Tegelijk met het Huydecoperhuis en de Spaarbank voor de Stad Amsterdam.

Foto en afbeeldingen: Stadsarchief Amsterdam

Op 27 april 1943 stortte om even over half drie 's nachts een aangeschoten Halifax bommenwerper van de RAF neer op de bebouwing achter het Carlton Hotel, tussen Singel en Reguliersdwarsstraat. Hij werd neergeschoten door een Duitse nachtjager. Alle bebouwing tot aan de Geelvincksteeg ging aan puin, als het niet direct door het vliegtuig was, dan door de onploffing van de 4000 brandbommen danwel de resterende 13.000 liter benzine. Het gevolg waren drie ontploffingen die ook een deel van de bebouwing aan de overkant van de Reguliersdwarsstraat in puin legde. Ook Herengracht 505 en 507 leden brandschade. Foto: SAA

Op 27 april 1943 schrijft Anne in haar dagboek een brief aan haar denkbeeldige vriendin Kitty:

"Het Carlton is kapot, twee Engelse vliegers met een grote lading brandbommen aan boord zijn precies op het 'Offiziersheim' gevallen. De hele hoek Vijzelstraat-Singel is afgebrand. De luchtaanvallen op de Duitse steden worden van dag tot dag sterker. We hebben geen nacht rust meer, ik heb zwarte kringen onder mijn ogen door tekort aan slaap."

De schade aan het Carlton Hotel was het gevolg van de brand die ontstond. Het hotel was door de Duitsers gevorderd en herbergde het Luftgaucommando Holland en het Feldgericht waar geallieerde piloten ondervraagd werden voor ze naar een krijgsgevangenenkamp overgebracht werden. De schade die Anne Frank in haar dagboek meldt, is het gevolg van gebrekkige informatie en de onmacht om zelf te controleren. Aan het Carlton was alleen glasschade en brandschade. Dat neemt niet weg dat het 'Offiziersheim' onbewoonbaar was. Ze verhuisden naar het gebouw van de NHM (DeBazel). Foto: SAA


En dan de 'getuige' waar Robert op doelde. Dat zijn de brandwonden die de Oosterse plataan in de tuin van Herengracht 497 (nu: Kattenkabinet) opliep bij de brand die volgde op de crash. Ook dit was een boom "die alles zag".
De meeste stemmen gingen echter naar de gedenksteen in de ingang van de herbouwde Spaarbank voor de Stad Amsterdam (nu: Muntstaete).

 

Goede oplossingen kwamen van Ria Scharn, Harald Advokaat, Arjen Lobach, Gerard Koppers, Otto Meyer, Alex Z., Hans van Efferen, Mike Man, Jos Mol,

Fotoquiz: Wim's keuze

De keuzefoto's betreffen locaties buiten de Singelgracht.

Wij waren weer eens slordig met de administratie en hebben geen idee meer wie deze foto stuurde. We weten zeker dat de foto aan de eisen voldoet: buiten de Singelgracht. De vraag is:

Waar is dit?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing: ?'s keuze

Dit bleek geen probleem op te leveren. Wij kijken hier naar het Van Limburg Stirumplein, het hart van de Staatsliedenbuurt. Het plein heeft de vorm van een pentagoon als kruispunt van een vijftal straten die hier uitkomen: twee doorgaande straten (v.d.Hoopstraat en v.Limburg Stirumstraat) en een derde (Bentinckstraat) die hier eindigt.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Robert Raat, Kees Huyser, Arjen Lobach, Olaf Horn, Otto Meyer, Anthony Kolder, Rob Philip, Katja Kronenberg, Harald Advokaat, Willem Blok, Ria Scharn, Adrie de Koning, Frank Mulkens, Maarten Helle, Mike Man, Gerard Koppers, Ron Huissen, Han Mannaert, Jos Mol, Wim Huissen, Harry Snijder, Onno Boers, Hans van Efferen, Hans Olthof,

Heeft u ook een opvallende foto gevonden?

Laat ons meegenieten en stuur hem naar de redactie. Vanaf 2020 moet het onderwerp zich juist buiten de Singelgracht bevinden. Wij verwachten wel een niet alledaags beeld dat ook niet-buurtbewoners wel eens op het netvlies kregen. Graag via deze link en alléén via deze link a.u.b. Blijf sturen!

Fotoquiz Wat? Waar?

Deze keer eens een recente foto, maar wel nog steeds binnen de Singelgracht. De vragen zijn:

Hoe heet het water rechts?

Op deze foto staat verschillende bebouwing in allemaal verschillende straten/pleinen/kades. Wij willen minstens twee toponiemen van u horen.

Welke straatnamen zijn op deze foto te zien?

Laat het ons weten via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Het viel ons tegen dat er betrekkelijk weinig respons kwam op deze foto van de Stads Korenhuizen op de Brouwersgracht. Deze noordelijkste punt van de Jordaan bleef tot 1647 onbebouwd en toen nam eerst de stad daarvan een flink deel voor eigen gebruik. In deze beide dubbele dubbelpakhuizen werden voorraden voor "slechte tijden" opgeslagen. Aan de Brouwersgracht stonden de Korenhuizen en aan de Lijnbaansgracht het Artillerie-arsenaal (zie ets hieronder).

Beide afbeeldingen: Stadsarchief Amsterdam

Lees over de geschiedenis van deze noordelijkste punt van de Jordaan in deze PDF. Klik de omslag om te lezen.

Goede oplossingen kwamen van Robert Raat, Anthony Kolder, Ria Scharn, Arjen Lobach, Otto Meyer, Jos Mol, Mike Man, Adrie de Koning, Harry Snijder, Onno Boers, Hans van Efferen,

Met de camera op pad...

Weer zo'n oudje. Door de vraagstelling zal deze foto iets moeilijker blijken dan u op het eerste gezicht verwacht. De vragen zijn:

Waar voert de voorste brug heen?
Hoe heet de achterste brug?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Foto van vorige week

U kijkt hier naar de Kraansteiger, de kop van de Lastage, ook wel Kamperhoofd genoemd. Hans van Efferen kwam met de benaming 'Aalmarkt' voor dit stuk kade, iets dat wij nergens bevestigd konden krijgen. Voordat het hier in 1879 Prins Hendrikkade ging heten, was dit het begin van de Kromme Waal maar het hoekhuis had zijn voorgevel naar het IJ gericht en hoorde niet bij de Kromme Waal. Na 1879 nummerde het hoekhuis Prins Hendrikkade 99. U mocht kiezen, wat ons betreft.
Links buiten beeld is de Kraansluis. Het hoekhuis, het Durgerdammer veerhuis, is herbouwd met een extra verdieping en met gebruikmaking van oude bouwfragmenten w.o. de halsgevel. Behalve dat het veerhuis een tapperij was, waren de buren op 97 en 98 dat ook. Daar is niet zoveel aan veranderd...
De Kraansteiger was het vertrekpunt van het Durgerdammerveer. We hadden beloofd daar binnenkort nog op terug te komen. Binnenkort!
Hieronder een tekening van J.M.A.Rieke van dezelfde hoek vanaf het CS over het IJ gezien.

Beide afbeeldingen: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Robert Raat, Anneke Huijser, Ria Scharn, Arjen Lobach, Jos Mol, Otto Meyer, Adrie de Koning, Maarten Helle, Mike Man, Harry Snijder, Onno Boers, Hans van Efferen,

Hulp gevraagd...

Opnieuw een niet/gelokaliseerde foto in de Beeldbank. Het enige houvast is een affiche achter het raam van nr.3 waarop M.A.Thirij reclame maakt voor zijn strooien hoeden. In de lijst bovenin lijkt iets van een gevelsteen te zitten. Verder staat nr.1 in de stutten en zakt scheef naar links terwijl het jonger is dan nr.3. Voor beide panden langs lijkt een fors trottoir te liggen, gezien de lengte van het hek tussen beide panden.

Waar is dit?

U kunt de foto klikken voor een grote foto in de Beeldbank.

Laat het ons weten via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Hulp gevraagd... en gekregen

Joseph (Jos) Kamphues bleek goed te volgen bij zijn tocht langs vestigingen in Amsterdam. Hij begon als smid op het Kuiperspad, verhuisde toen naar het centrum, eerst naar de Reguliersdwarsstraat 68, moest daar in 1917 weg voor de verbreding van de Vijzelstraat en belandde toen in de Kerkstraat 93. Steeds woonde hij ook bij zijn bedrijfje. Van smidse ontwikkelde zijn bedrijf zich tot reparateur van hèt vervoermiddel van de 20ste eeuw, de fiets. Op de foto de vestiging in de Reguliersdwarsstraat. In de tijd dat Kamphues daar werkte zat naast hem op nr.66 het Instituut J. P. Goudschaal (1905), dat ontstond uit het het Instituut voor Jongeheeren en Jongejuffrouwen, getuige een advertentie uit 1898. Goudschaal was onderwijzer van huis uit. Helemaal links op de foto is de zijgevel van Vijzelstraat 24 met de winkel van J. Nöhr-Wijsmuller in "witte goederen". In de Beeldbank vindt u - na de sloop in 1917 - tijdelijk op deze plek de barak van de gemeentelijke manufacturenwinkel, in 1922 wordt die betrokken door de noodwinkel van de Gemeentelijke Elektriciteitswerken. Het duurde namelijk een aantal jaren voordat Carlton hier over de straat zijn hotel uitbreidde.

Hulp kwam van Paul Graalman, Anneke Huijser, Maaike de Graaf,

en dan nog even over...

...de nieuwe telefoontoestellen met draaischijf. De aansluitingen van de diverse abonnees neemt nogal wat tijd in beslag. De eerste berichten lezen we in 1922 en de afsluiting wordt gemeld op 3 oktober 1928. Alle abonnees hebben dan een nieuw nummer gekregen, d.w.z. een voorloopnummer erbij, waarin het stadsdeel te herkennen is. De bezitters van een draaischijftoestel wordt dringend verzocht om, voordat ze bericht hebben gekregen dat ze omgezet zijn, niet met de draaischijf te spelen omdat dan het telefoonverkeer ernstig verstoord wordt.

redactioneel

de trekschuit, de intercity van de 17de eeuw  -1

Reizen in vroeger eeuwen was geen onverdeeld genoegen. Wegen waren alleen begaanbaar als het enige tijd achter elkaar droog was geweest, anders was het een modderbende waar een rijtuig niet doorheen kwam. Met een boot dan maar. Wel, dat was evenmin een pretje. Voor je een schuit gevonden had die je bestemming aandeed, was je een stief kwartiertje verder. Tijdens de reis was je dan overgeleverd aan de nukken van een schipper die gewend was om met vracht om te gaan maar niet met mensen. Als je via een agent een reisje boekte kreeg je te maken met een sacherijnige schipper die jou maar lastige ballast vond. En die 'gast' moest hij ook nog te eten en te drinken geven...
In de zeventiende eeuw kwam daar verandering in. Steden sloten onderling contracten af voor een geregeld personenvervoer, meestal voor beider rekening en met gezamenlijk materieel en personeel. Gezien de slechte ervaringen uit het verleden kwam je niet zomaar in dienst, daar ging een uitgebreide screening aan vooraf. Dat was niet alleen om de behandeling van passagiers maar ook omdat schippers post en geldbedragen mee kregen om af te leveren.

De eerste geregelde vaarten waren in de Zuidelijke Nederlanden, eind zestiende eeuw. In Holland duurde het tot na het eerste kwart van de zeventiende. Er wordt flink gekissebist over welke verbinding de eerste was maar voor Holland was dat de verbinding met Haarlem, die volgens een geregelde dienst verliep. Daar ging een gênant voorval aan vooraf dat de aanleg bespoedigde. In 1629 reisde de (afgezette) keurvorst van Bohemen van Haarlem naar Amsterdam om met eigen ogen de schatten van de veroverde Zilvervloot te bekijken. De tocht ging over het IJ maar het gezelschap werd overvallen door een storm waarbij zoon Hendrik van de vorst omkwam. De vorst, Frederik van Paltz, was een kleinzoon van Willem van Oranje, neef van de stadhouder en daarom was het voorval heel gênant. Meteen werden plannen gemaakt voor een kanaal van Haarlem naar Amsterdam, iets dat in 1631-'32 verwezenlijkt werd.

De trekvaart van Haarlem naar Amsterdam bestond uit twee trajecten, in Halfweg onderbroken door een voetweg van ±260 meter over de sluis tussen het IJ en de Spieringmeer, deel van de Haarlemmermeer. Aan de andere kant wachtte een nieuwe trekschuit die de rest van de reis voor z'n rekening nam. De hele onderneming was een gezamenlijke actie van beide steden die elk de helft van de inspanningen en kosten voor hun rekening namen. Alleen de landonteigeningen vergden ƒ30.000 elk. Toch betekende de nieuwe vaarweg een enorme verbetering en - naar alras bleek - een flinke besparing op de reiskosten. In beide steden werd bij de opening in 1632 dan ook flink gefeest. De dienstregeling was de meest intensieve in de hele Republiek, met op zijn hoogtepunt afvaarten op elk heel uur van 's morgens als de poort open ging tot 's avonds acht uur.

Boven de vertrekplek vlak buiten Amsterdam t/o herberg Het Wapen van Amsterdam. Op de achtergrond de Haarlemmerpoort.

Op de foto links de vertrekplek in Haarlem, direct buiten de Amsterdamse poort. Tussen tekening en foto zitten twee eeuwen.

Bij het begin van de dienst was gekozen voor een jaagschuit, reeds lang bekend van binnenlands goederenvervoer en bestand tegen de golfslag van de ruige Haarlemmermeer. Kenmerken waren een vol achterschip en een slanke, sterk hellende steven. De keus viel op uitsluitend jagen omdat dit gemiddeld sneller was dan zeilen en vooral door de constante snelheid van 4 km/uur. Toen het drukker werd kregen de jaagschuiten twee masten van verschillende lengte. Wanneer twee schuiten elkaar passeerden, hoefde slechts één der schuiten de jaaglijn aan de hoge mast te voeren en buitenlangs te passeren, wat zonder enige vertraging afgewikkeld werd. Tegen slecht weer was het open deel van de schuit voorzien van een tentzeil, een plaats in de roef kostte aanmerkelijk meer. In de 18de eeuw kwamen grotere schuiten in gebruik waar tot 40 personen op pasten en die volledig bedekt waren door een vaste opbouw met ramen. De prijs voor een enkele rit liep op tot 7½ stuiver; duur van de rit 2½ uur. In 1648 reisden in elke richting zo'n 144.000 personen en door invloed van het verbeterde landverkeer in 1727 altijd nog bijna 100.000. Medio 18de eeuw beschikte de dienst over 23 trekschuiten, 24 paarden, 10 schippers en 10 schippersknechts en 12 jagers. Verder het nodige personeel onderweg, sjouwers voor de bagage en eventueel vrachtgoed en verzorgers en behuizing voor de paarden. En dan natuurlijk het vergaderlokaal van de gecommitteerden.

Hieronder dan het overstappunt in Halfweg op een schilderij van Hendrik Keun, medio 18de eeuw.

Van ontwerpen van de trekvaart was geen sprake; kwestie van een liniaal en een streep trekken. Willekeurig welke obstakels onderweg gepasseerd moesten worden, werd daar een oplossing voor gezocht. Op beide trajecten moesten zodoende kleinere of grotere plassen en waterlopen overwonnen worden. Dat deed men door bruggen te leggen voor de jager zodat de trekschuit niet aan z'n lot overgelaten hoefde te worden. Het laatste grote water was De Liede en ondanks dat dit een vaarwater was, werd ook hier een brug gelegd. Bijna de hele 'leeftijd' van de vaart is er gezocht naar een oplossing voor de onderbreking bij Halfweg maar geen enkel idee kon de goedkeuring van het Hoogheemraadschap Rijnland (kaart) wegdragen.

Gelijk met de trekvaart en zijn bijbehorende jaagpad werd ook een weg voor landverkeer aangelegd. Die werd al in 1762 verhard, voor interlokale wegen een unicum in die tijd. Op de foto onder van rond 1920 maakt de Haarlemse tram dankbaar gebruik van het voormalige jaagpad.

Het was een heel geregel in de trekvaart. Gecommitteerden uit beide steden hielden dagelijks toezicht op het verkeer der schuiten maar ook de handhaving van alle regels langs de vaart. Zij hadden in Halfweg ook een vergaderlokaal. Er mochten geen grote obstakels in de weg staan van jager en jaaglijn. Er mochten geen schepen afgemeerd worden aan de zuidoever (langs de weg), geen bomen geplant of grote steigers in het water gebouwd. Nog eerder dan de Haarlemmerweg werd het jaagpad er langs verhard met puin en keien. Iedereen die weg of vaart gebruikte, moest tol betalen. Dat was onderdeel van het octrooi.
Bij andere trekvaarten waren mogelijk sloten die op de vaart uitkwamen en moesten er bruggen geslagen worden. Bij bochten in het vaarwater stonden rollepalen waar de jaaglijn omheen gelegd werd zodat de schuit niet tegen de wal getrokken werd (zie schilderij).

Op het schilderij (detail) een gezicht op Delftsevaart naar Den Haag door C.Springer/Rijksmuseum.

De tekeningen hierboven en links geven een kijkje in de passagiersverblijven. Alleen bij goed weer bij maximale ventilatie was het enigszins uit te houden. Bij slecht weer was de ruimte bedompt en vergeven van de tabaksrook. Zeeziek zou iemand niet snel worden want dit was de meest comfortabele manier van reizen in die dagen. Zeker beter dan de (post)koetsen over de weg; hoe harder die probeerden de trekschuit af te troeven met snelle ritten, voor de passagiers werd het alleen maar erger, zelfs toen de weg verhard was. Elke vorm van vervoer had zo zijn aanhangers, maar vooral bij de dames was de trekschuit favoriet.
De echte en dodelijke concurrentie kwam van de stoomtrein die in 1839 parallel aan de trekvaart ging rijden en waarvoor wel een passage over de sluis bij Halfweg gemaakt kon worden. Toen de HIJSM ook nog het laagste tarief met ƒ0,40 bijna gelijk aan dat van de trekschuit maakte, was het bekeken. De beide steden gunden de trekschuit nog een verlenging door ze met ƒ300 p/maand te subsidiëren maar ook dat hielp niet. In 1883 staakte de dienstregeling.

In de 18de eeuw ontstonden enkele grote hofsteden langs de Haarlemmerweg: Geuzeveld, Soelen en d'Eenhoorn (prent). Het waren luxueuze buitenplaatsen van rijke Amsterdammers die in de zomer de stad ontvluchtten. In de 19de eeuw werden ze alweer afgebroken of veranderden in boerderijen. Twee zaken deden ze in de loop van de tijd voorgoed verdwijnen; eerst moest de Haarlemmerweg een paar keer verbreed worden, uiteindelijk tot een vierbaans snelweg en na WOII breidde de stad juist richting Haarlem uit. Eerst Geuzenveld en iets later Slotermeer veegden de laatste restjes weg.

Volgende week de overige trekvaarten.

Alle afbeeldingen komen uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam, tenzij anders aangegeven.

Museum Het Schip in gevaar...

Nu het acute gevaar voor Museum Ons Lieve Heer op Zolder is afgewend, dreigt een volgend belangrijk museum het slachtoffer te worden van geldgebrek: Museum Het Schip, dat velen van ons na aan het hart ligt. Ik beveel de deze petitie van harte in jullie aandacht aan.

Column: Leenwoorden uit het Jiddisch en Hebreeuws

ls iemand jou vraagt of “alles kits?” is, heb je geen idee waar dat kits vandaan komt. Het is een verbastering van ‘gies’ wat Jiddisch is voor ‘goed’. Pleite ga je als de grond te heet onder de voeten wordt of het gezelschap je niet meer aanstaat. Pleite komt van ‘pleta’ dat ‘vlucht’ betekent. Je moet ook wegblijven uit de bajes: ‘bajit’ voor ‘huis’ want daar zit allemaal gajes: ‘khayes’ voor ‘beesten’. Die konden niet met hun jatten van andermans spullen afblijven: ‘jad’ voor ‘hand’. Allemaal geteisem: ‘chatat’ voor ‘zondeoffer’/uitschot en penoze: ‘parnasa’ voor ‘baan/broodwinning’.
Je kunt het beter bij je gabbers houden: ‘chaveer’ voor vriend/kameraad. Daar kan je gein mee hebben: ‘chen’ voor ‘pret’, allemaal geweldige gozers: ‘chatan’ voor ‘bruidegom’. Van een vriend krijg je wel een joetje of zelfs een meier te leen: ‘jod’ voor het tiende karakter uit het Hebreeuwse alfabet en ‘mei’oh’ voor ‘honderd’ (gulden; hebben de eurobiljetten al namen gekregen?).
Als je er geen jota meer van begrijpt: ‘jota’ voor kleinste teken uit het Hebreeuwse alfabet, dan hoef je je nog niet een schlemiel te voelen: Selumiël is een Hebreeuwse naam die volgens een ingewikkelde geschiedenis synoniem is geworden voor een stumper/onnozelaar. Dat is wat anders dan een kaffer: ‘kofer’ voor ‘lomperik’. Dichtbij ligt het Arabische ‘kafir’. Geen smoesjes verkopen: ‘sjmoes’ voor ‘uitvlucht’.

Met miesgasser ligt het wat moeilijk. Het begrip is door het bargoens uit het Duits geadopteerd voor een verachtelijk persoon. Het is door de Duitsers weer geleend uit het Jiddisch en is een samenstelling van ‘mi’us’ voor minderwaardig en ‘chazir’ voor zwijn. Waar het bargoens zich ook meester van maakte is wieberen uit het Jiddisch: ‘wajibrah’ voor ‘hij vluchtte’.
Je moet ook niet in de majem vallen: ‘majiem’ voor ‘water’. Ga dan geen stennis maken: ‘sjtannes’ voor ‘argwaan’, daar komt alleen maar sores van: ‘tsarot’ voor ‘moeilijkheden’. Dan is de hele dag verder naar de gallemiezen: ‘gallamis’ voor ‘puin/gruis’. Wees nou goochem: ‘chacham’ voor ‘slim’, ga er niet stiekem tussenuit: ‘sjtika(H)/sjtieke(J)’ voor ‘stilzwijgend’. Je zal zien, als je blijft voel je je zo weer tof: ‘tov’ voor ‘goed/mooi’. En wat vind je van deze bolleboos? ‘ba’al haba’jit’(H)/balboos(J)’ voor ‘heer des huizes/uitblinker’. Daar wordt je toch hoteldebotel van? ‘awar oe-woteel(H) / overlewotel(J)’ voor ‘volledig overstuur’. Je zou er kapsones van krijgen: ‘gawsones’ voor ‘hoogmoed/kouwe drukte’.
Zo kan ik nog een tijdje doorgaan. Woorden als sjacheraar, mesjogge, achenebbisj, mazzel, koosjer, gotspe, gallisch, sjoege, lef, ramsj, noppes, jofel…, allemaal woorden die we regelmatig gebruiken en allemaal van Joodse afkomst. Nou genoeg geweest, doe mij een borrel. Daar ga je!: ’lechajiem’ voor ‘op het leven’.

Deze week honderd jaar geleden

Niets dat de moeite van het vertellen waard is, maar dan ook helemaal niets.

Oude afleveringen

Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2020. De keuze 2014 t/m 2019 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.

2014 2015 2016 2017 2018 2019 wk01 wk02 wk03 wk04 wk05 wk06
wk07 wk08 wk09 wk10 wk11 wk12 wk13 wk14 wk15 wk16 wk17 wk18
wk19 wk20 wk21 wk22 wk23 wk24 wk25 wk26 wk27 wk28 wk29 wk30
wk31 wk32 wk33 wk34 wk35 wk36 wk37 wk38 wk39 wk40 wk41 wk42
 

Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave