weekblad-logo

week 01-2021

Fotoquiz snelste

De snelste met het juiste antwoord op de foto van vorige week was Anthony Kolder. De nieuwe opgave komt dan ook van hem. De vraag is:

Welke straat is dit?

Midden achter zien we de achterkanten van huizen. Welke? (deze vraag niet goed = hele vraag niet goed)

Aan welke straat staan de huizen midden achter?

Oplossingen via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

 

Alweer Kattenburg?? Meer dan één keer gehoord, deze verzuchting. De fotograaf stond op het Kattenburgerplein en keek de Grote Kattenburgerstraat in.

 

Foto: Stadsarchief Amsterdam

 

Goede oplossingen kwamen van Anthony Kolder, Ria Scharn, Rein Aardema, Robert Raat, Arjen Lobach, Jaap Koning, Niek de Kroon, Bert Brouwenstijn, Alexz, Dick van der Kroon, Peter Pijst, Mike Man, Jos Mol, Han Mannaert, Hans van Efferen,

Fotoquiz: Harry's keuze

De keuzefoto's betreft deze week een locatie buiten de Singelgracht.

Deze foto is van tussen de wereldoorlogen. Het is hier ingrijpend veranderd door stadse bebouwing.

De vraag is:

Waar is dit?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing: Ria's keuze

Voor zo'n uithoek van de stad kwamen er opvallend veel goede inzendingen. Dat is ongetwijfeld aan de kerk te danken; dat zoekt al een stuk eenvoudiger.
Op de foto staat de Johannes de Doperkerk aan de Warmondstraat. In de achtergrond huizen aan de Theophile de Bockstraat. Deze situatie zou u bekend kunnen voorkomen. Enkele maanden terug hadden wij een foto waar de kerk heel in de verte te zien was. Op de foto hieronder is te zien dat de kerk nog op polderniveau stond.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Jos Mol, Anthony Kolder, Robert Raat, Adrie de Koning, Aschwin Merks, Age van der Veer, Mike Man, Bert Brouwenstijn, Han Mannaert, Hans van Efferen, Harry Snijder,

Heeft u ook een opvallende foto gevonden?

Laat ons meegenieten en stuur hem naar de redactie. Het onderwerp kan zich zowel binnen als buiten de Singelgracht bevinden. Wij verwachten wel een niet alledaags beeld dat ook niet-buurtbewoners wel eens op het netvlies kregen. Graag via deze link en alléén via deze link a.u.b. Blijf sturen!

Fotoquiz Wat? Waar?

 

Klaar benne we d'r mee! Er staat maar één hele gevel compleet op de foto. Nou maar zoeken waar dit mag zijn.
Na enig studeren zou u kunnen denken dat dit achteraf gezien toch een makkie is... tot u de tweede vraag leest. De vragen zijn:

Welke straat is dit?
Welke straatnaam hoort er te staan op het bordje links boven?

U weet het intussen... beide vragen moeten goed worden beantwoord voor een vermelding. En het antwoord staat niet in de beschrijving van de Beeldbank.

Laat het ons weten via deze link

 

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

 

U kwam pas achter de naam van het café door de foto in de Beeldbank op te sporen. Daarin hadden wij de naam op de ruit verduisterd en het verkeersbord verplaatst.
De fotograaf stond op de Zeedijk en keek de Molensteeg in. Op de originele foto is te ontdekken dat het café iets met 120 heet.
Met al deze gegevens tezamen kon u al googelend vinden dat Café Dijk 120 nog steeds bestaat.

 

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Ria Scharn, Anthony Kolder, Arjen Lobach, Robert Raat, Anneke Huijser, Adrie de Koning, Nils Wernars, Jos Mol, Mike Man, Harry Snijder, Aschwin Merks, Bert Brouwenstijn, Han Mannaert, Hans van Efferen,

Met de camera op pad...

Een rijtje huizen onder één dak. De vraag is:

Wat is de naam van dit complex?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Foto van vorige week

 

 

Wij hadden de tekst in de gevelsteen wel geblurd maar de beeltenis niet en die betrof duidelijk zichtbaar Michiel de Ruijter. Laat die nou vanaf 1655 een flink aantal jaren in dit huis in Amsterdam gewoond hebben! Hij was toen vice-admiraal voor de stad Amsterdam en weigerde de Staten-Generaal het opperbevel over de vloot op zich te nemen. Het gaat om de Prins Hendrikkade 131, een stuk straat dat tot 1879 Buitenkant heette.

 

 

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Jos Mol, Ria Scharn, Anthony Kolder, Robert Raat, Arjen Lobach, Anneke Huijser, Otto Meyer, Dick van der Kroon, Adrie de Koning, Nils Wernars, Han Mannaert, Mike Man, Harry Snijder, Hans Goedhart, Herman Schim van der Loeff, Aschwin Merks, Age van der Veer, Peter Pijst, Wim Huissen, Bert Brouwenstijn, Hans van Efferen,

Hulp gevraagd... en waarschijnlijk gekregen

De beste suggesties tot nu toe: het zou de Lange Bleekerssloot zijn met het Schuttingpad aan de zuidzijde erlangs. Die suggestie is onbruikbaar omdat de molen dan de Victor zou zijn die echter een stenen voet heeft en niet op een schuur staat zoals op deze foto. Een tweede suggestie is de Kuiperssloot met aan het eind de Samson, een bovenkruier. De molen is heel goed mogelijk maar langs de Kuiperssloot liep geen pad. Bovendien stond de Samson niet precies in het verlengde van het water, maar ernaast.
Toen kwam Paul Graalman met een mogelijke oplossing. Hij gooit hoge ogen met zijn vondst van het Sluispad in Zaandam. Hij geeft toe dat het bewijs niet sluitend te krijgen is omdat de oudste foto die te vinden is van 1900 of later is en de quizfoto uit 1885. De molen zou dan De Vrede zijn (aan de Gouw) maar die is twee keer totaal afgebrand en evenzovele malen herbouwd en op de foto uit 1930 (onder) al gesloopt.
Dat bijna elk huis een eigen vlonder aan het water had, zien we trouwens niet zo gauw in Amsterdam.

Foto's hieronder: Gemeentearchief Zaanstad; links Sluispad 1930, rechts houtzaagmolen De Vrede ±1890

redactioneel

Zomaar... Kaasmarkt

Op deze foto uit ±1860 ziet u de Kaasmarkt..., jazeker, officieel de Kaasmarkt. Ooit, in 1662-'64 was dit als Reguliersgracht gegraven. Die was bedoeld om door te lopen tot de Amstel maar dat werd al meteen geschrapt. De marktkooplieden van de markt die sinds 1669 rond de Regulierspoort gehouden werd, gebruikten het eindje van de gracht als afvaldump en na klachten van omwonenden dempte men in 1694 het laatste deel tot de Reguliersdwarsstraat.
Medio 18de eeuw waren de drie bruggen rond de kruising van Heren- en Reguliersgracht zo wrak dat ze vervangen moesten worden. Om kosten te sparen besloot men in 1784 de Reguliersgracht tot de Herengracht te dempen zodat tenminste één brug uitgespaard kon worden. Beide andere bruggen (#31 en #32) kregen maar één boog wat zeker voor de Herengracht ongewoon is. Het gedempte stuk kreeg de naam Reguliersplein. Wanneer de naam in Kaasmarkt gewijzigd werd, is niet bekend maar gebeurde wèl.
In 1876 begon de herinrichting van de Botermarkt en kreeg toen de naam Rembrandtplein. In hetzelfde Raadsbesluit kreeg de Kaasmarkt de naam Thorbeckeplein.

In 1841 werd een comité opgericht teneinde tot oprichting van een standbeeld voor Nederlands beroemdste schilder Rembrandt te komen. Antwerpen kreeg er een van Rubens dus daar konden wij niet achterblijven. Het geld zou via een intekening bijeengebracht worden, crowdfunding noemt u dat tegenwoordig. Het werd een moeizame aangelegenheid. Het Rijk en de stad Amsterdam lieten het totaal afweten, de koninklijke familie doneerde ƒ2700, de helft van wat een jaar later opgehaald was. Particulieren gaven kunstwerkjes die het comité kon verkopen. In 1842 stonden zo'n 400 namen op de intekenlijst en was zo'n ƒ5.500 opgehaald. Voor dat geld was geen bronzen beeld te maken. De Vlaamse beeldhouwer Louis Royer kreeg de opdracht een ontwerp te maken dat in staal gegoten kon worden. Zo geschiedde..., het staal werd gepatineerd alsof het brons was.
Nu nog een mooie plek! Het comité dacht aan de Dam maar daar dacht het stadsbestuur anders over. Het werd de Kaasmarkt, midden voor de Reguliersdwarsstraat. Een affront, vond het comité, onwaardig tussen dat volkse gedoe van Boter- en Kaasmarkt.
Koning Willem III kwam op 29 januari 1852 het beeld onthullen.

In 1876 had de stad dan eindelijk een beetje geld over voor wat opknapwerk. De Botermarkt met zijn uitgebreide functies werd opgeofferd aan het groeiende verkeer en heringericht. Het grootste deel werd ingenomen door een plantsoen en het standbeeld van Rembrandt moest daarin maar een plaats krijgen, want midden voor de Reguliersdwarsstraat was toch niet zo'n gelukkig idee geweest. Toen het klaar was, werd het plein omgedoopt in Rembrandtplein. Eindelijk gerechtigheid voor de grote schilder. Rust kreeg hij niet want iemand bedacht dat het beeld een halve slag gedraaid moest...

Alle foto's komen uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam

Vader en zoon Blaeu: kaartenmakers -2

Willem Janszoon Blaeu kreeg met zijn Marritgen zes kinderen waarvan er twee vroeg overleden. Joan, de oudste, was al in Alkmaar geboren en de andere kinderen in Amsterdam. Blaeu liet zijn zonen studeren, Joan bijvoorbeeld studeerde rechten op de universiteit van Leiden, waar hij in 1620 promoveerde. Dat Joan - na nog een studie in Padua afgerond te hebben en zijn 'grand tour' volbracht- in 1631 toch in het bedrijf van zijn vader ging werken, was dus niet bij voorbaat voorzien. Van de tweede zoon Cornelis (1610-1642) was het eerder duidelijk dat deze in de zaak zou komen, zelfs nog eerder dan Joan. Cornelis stierf jong, vier jaar na zijn vader.
Joan had de zin voor perfectie van zijn vader geërfd en spitste dat nog verder toe totdat de producten van drukkerij en binderij van topkwaliteit waren. Bovendien had hij ook aandacht voor de versiering van de kaarten door omrandingen met afbeeldingen, stadsgezichten, enzovoort op de kaarten te plaatsen, zodat ze in menig kamer ook als decoratie aan de muur kwamen.

Schilderij: oudste zoon Joan (Jan Willemsz. Blaeu - 1598-1673)

Blaeu besteedde de meeste aandacht aan wetenschappelijke uitgaven maar kreeg, door de successen van Hondius en Jansonius, ook interesse in het uitgeven van losse kaarten. Een bijzondere kaart is de paskaart van Europa, uitgegeven in 1608 en dusdanig groot dat het een wandkaart genoemd werd. De kaart was getekend door de Edammer Cornelis Doedsz. die alleen handmatig kaarten maakte en nooit verder verwerkte tot gedrukte kaarten. Eveneens bijzonder was het feit dat de kaart op perkament gedrukt werd. Dat materiaal was beter bestand tegen weersinvloeden en daarom geschikt om aan boord van schepen meegenomen te worden. Aan de afbeelding links is te zien dat op de hoeken spijkergaten zitten waar de kaart tegen een wand was bevestigd.
Klik de kaart voor een vergroting

Blaeu intussen produceerde de ene na de andere kaart. Bij de oprichting van de WIC in 1621 produceerde hij voor de Staten-Generaal de West-Indische Pascaert (links). Het was een bewerking van eenzelfde kaart uit 1617, die Blaeu op eigen initiatief vervaardigde om de grote vraag naar zeekaarten van de Atlantische Oceaan te bedienen. Laat u niet in de war brengen door de vermelding op de kaart hiernaast, dat die gedrukt werd door Pieter Goos. Het was een zoveelste druk in 1675 van Blaeu’s kaart die per druk aangepast werd aan de nieuwste ontdekkingen. Van deze Pascaert bestaan ook diverse illegale uitgaven.

Op beide kaarten links en linksboven ziet u kompaslijnen, het middel voor schippers in de 17de eeuw om te navigeren.

Komen we op de praktijk van het herdrukken en aanpassen van kaarten. Er waren veel minder kaartenmakers dan uitgevers ervan. Een uitgever kon zelf een kaart laten graveren en uitgeven maar ook een bestaande plaat kopen en al of niet bijgewerkt opnieuw uitbrengen. Vooral met de kaarten van Europese en andere landen gebeurde dat met regelmaat, ook door Blaeu. Internationaal opererende uitgevers als Braun & Hogenberg lieten door kunstenaars tekeningen van steden maken aan de hand waarvan graveurs kaarten en stadspanorama’s maakten voor hun stedenatlas Civitates orbis terrarum. Blaeu en Jansonius kregen licenties om die kaarten eveneens uit te brengen maar menig uitgever bezondigde zich aan het kopiëren van kaarten om ze onder eigen naam uit te brengen. Kaarten en stadsgezichten van Braun & Hogenberg zijn te herkennen aan de stoffering met personen, zogenaamd om de klederdrachten te laten zien maar in werkelijkheid om ze ongeschikt te maken voor Ottomanen op rooftocht door Europa. De Islam verbiedt immers het afbeelden van mensen en aannemelijk was dat de kaarten daarom niet aangeschaft en gebruikt konden worden.

Afbeelding: Kaart van Amsterdam door Braun & Hogenberg (1572), die zij op hun beurt kopieerden van de kaart van Cornelis Anthonisz uit 1544

Bij een herdruk was het usance dat gewijzigde omstandigheden alsnog in de kaart verwerkt werden. Ter plekke werd de plaat dan glad gepolijst en opnieuw gegraveerd. Zo werd in de derde druk (1657) van de stadskaart van Berckenrode uit 1625 het oude stadhuis met zijn omgeving op plaat 5 verwijderd om het nieuwe stadhuis ervoor in de plaats te graveren. Op dezelfde manier werden ook drukkersmerken vervangen door een eigen merk.

Het bundelen van kaarten in een atlas deed Blaeu voor ‘t eerst in 1631 met 60 kaarten en beschrijvende teksten. Van die 60 kaarten had Blaeu er eerder 13 los uitgebracht en de overige 37 kocht hij in 1629 van Jodocus Hondius en herdrukte ze onder de noemer Appendix. Het onmiddellijke succes van de atlas zette Hondius aan om de atlas met zijn eigen kaarten te kopiëren. De tweede uitgave in 1632 bestond al uit twee delen met 99 kaarten. Hierna zou de atlas elk jaar uitgebreid worden, die van 1645 bijvoorbeeld bestond al uit 6 delen. Joan ging hiermee tot ’t laatst door. Zijn Atlas Maior van 1662 omvatte 594 kaarten, ondergebracht in elf delen.

In 1634 trouwde Joan in Gouda met Geertruid Vermeulen. Zij kregen later vier kinderen waarvan Joan jr. (eigenlijk Willem) en Pieter in het bedrijf werkzaam zouden zijn. Om plaats te maken voor het jonge stel kocht Willem Blaeu op de Bloemgracht (noordzijde, hoek 3e Leliedwarsstraat) een woonhuis en ging in 1635 daar met zijn vrouw wonen. Meteen werd een begin gemaakt om achter dat woonhuis productieruimte te bouwen. De verhuizing van drukkerij en afwerking volgde in 1637 en alleen de winkel bleef op ’t Water, waar Joan zijn hele verdere leven ook bleef wonen. In de drukkerij stonden nu 9 drukpersen, heel poëtisch vernoemd naar de 9 muzen. Het lijkt er op dat Blaeu wilde stoppen met de boekhandel om op de Bloemgracht zijn laatste jaren te slijten om zijn droom, het beschrijven van de hele aarde, te verwezenlijken. Hij was op dat moment 64 jaar oud. In 1637 overleed Marritgen Blaeu en een jaar later overleed Willem Janszoon Blaeu. Op 21 oktober 1638 werd hij begraven in de Nieuwe Kerk.

--Wordt vervolgd met de glansperiode van zoon Joan Blaeu, de verhuizing en de brand in de drukkerij

Amstelodamia: Fonteinen in de stad -2 (slot)

Amsterdam heeft meer dan tachtig fonteinen. Daar zijn mooie, lelijke, leuke, oude, nieuwe en bijzondere exemplaren bij. Soms zijn het gedenktekens, soms esthetisch of nuttig. Nuttig in de zin dat er bij zomers weer heel veel kinderen waterpret aan beleven!

 

Fontein Frederiksplein

De eerste fontein op het Frederiksplein werd door stadsarchitect Adriaan Willem Weissman (1858-1923), o.a. de bouwer van het Stedelijk Museum, ontworpen en gebouwd in 1892. De fontein had door de quatrefoilvorm (vierpas) - symbolisch voor waterrituelen - een Franse uitstraling. Het was de eerste fontein in Amsterdam die in beton werd uitgevoerd en was een geschenk van het toenmalige VVV. Een aantal van u zal deze schitterende fontein nog met eigen ogen hebben gezien, bijvoorbeeld tijdens een tramritje langs het plein of er zelfs in het water hebben gespeeld. Na de brand van het Paleis voor Volksvlijt was er op de opengevallen plek een plantsoen aangebracht. In 1968 kwam hier het gebouw van de Nederlandsche Bank te staan, het plein werd heringericht, waarbij de oude fontein werd afgebroken. Bij de oplevering van het gebouw schonk de Bank een nieuwe fontein in een ronde bak met acht waterstralen (zie kleurenfoto) om de stad een modernere uitstraling te geven.

Fontein Harmoniehof

Een wellicht wat minder bekende, maar wel bijzonder aardige fontein, ontworpen door beeldhouwster Louise Beijerman (1883-1970), is gelegen in het midden van de Harmoniehof, verscholen tussen de Reijnier Vinkeleskade en de Gerard Terborgstraat. Toen de aldaar gebouwde woonhuizen in de stijl van de Amsterdamse School gereed waren werd deze fontein door de leden in 1925 met de bijbehorend vijvers aangeboden aan het bestuur van de ‘Amsterdamsche Woningvereeniging De Samenwerking’. De geometrische en symmetrische bouwstijl, kenmerkend voor de Amsterdamse School, is ook toegepast in de vijverpartij met de fontein, uitgevoerd in metselwerk en natuurstenen banden. De conische fontein staat op een zeshoekige sokkel. Het water stroomt vanuit de punt naar beneden naar zes gebeeldhouwde diertjes: schildpad, rat, kikker, slak, tor en salamander. Rondom het voetstuk van de fontein is twee maal de tekst uitgehakt: ‘Hulde bestuur Samenwerking 1925’.

Fonteinen Osdorpplein

Op het Osdorpplein staat last but not least een aantal fonteinen in ronde speelbassins, waar op zomerse dagen vele kinderen verkoeling kunnen zoeken. Op zich leuk maar niet heel bijzonder. Wat het geheel aantrekkelijk maakt, is de in 1966 toegevoegde beeldengroep van Gerrit Bolhuis (1907-1975). Deze bestaat uit acht bronzen schaapjes, of zoals ze door de buurtbewoners worden genoemd, lammetjes, die achter elkaar op een muur langs de fontein lopen. Het voorste lammetje springt van de muur af en de anderen volgen het, naar aanleiding van het spreekwoord ‘Als er één schaap over de dam is…’ Het Osdorpplein wordt samen met de fonteinen, die drie waterspuiters krijgen, de banken en de beeldengroep gerenoveerd. Het geheel zal rond maart 2021 klaar zijn

Fontein Rokin

Sinds 2017 staat er op het Rokin vlakbij de Dam een groot beeld van twee van elkaar afgekeerde hoofden, met de naam ‘Two Immovable Heads’, maar het wordt in de wandeling de Rokinfontein genoemd. Tussen deze hoofden in stroomt water als een cascade naar beneden. In die zin is het geen spuitende fontein, die zijn waterstralen de lucht in gooit, maar het enorme sculptuur wordt toch tot de stadfonteinen gerekend. Het is in opdracht van de gemeente Amsterdam, die voor het ontwerp en de plaatsing ervan zo’n miljoen euro heeft neergeteld, ontworpen door beeldend kunstenaar Mark Manders (1968) in het kader van de herinrichting aan het Rokin. Het gepatineerde bronzen beeld is drie meter lang en drie meter hoog, wat het samen met de natuurstenen sokkel van Gascogne Azul uit Portugal vier meter hoog maakt. Er wordt in het algemeen lovend over dit moderne kunstwerk gesproken, maar wat stelt het eigenlijk voor? Is er iets aan deze fontein dat symbolisch of historisch gezien van belang is voor Amsterdam? Euh, Naatje weet het niet… De enige verklaring die Mark Manders er voor geeft is een stuk straatmeubilair (!) neer te zetten, waarvan de mensen denken dat het er altijd al heeft gestaan. Nou ik dacht het niet! Het lijkt Naatje eerder een soort gehandicapte Janus, de Romeinse beschermgod met de twee gezichten, die ieder een andere kant op kijken, als symbool voor het verleden en de toekomst. Waar alle hiervoor genoemde fonteinen de mens uitnodigen om ze als een lust voor het oog te bekijken en esthetisch zijn vormgegeven, lijkt het Naatje dat deze fontein een uitzondering hierop is. In plaats van mensen te verbinden, zouden deze hersenloze koppen eerder de vroegere puinhopen en het toekomstige verval van onze beschaving kunnen symboliseren. En een wig te drijven en verdeeldheid te scheppen in onze samenleving. Star en stijf kijken deze ‘Two Immovable Heads’ elk hun eigen kant op.

Amsterdam en de filmpioniers

Londen had zijn Wardourstreet als centrum van het filmbedrijf, Parijs had zijn Champs-Elysées als hart van alles wat met film te maken had, Hollywood met zijn Sunset Boulevard werd dat voor de VS en het UFA-complex voor Berlijn. We kunnen nog wel even doorgaan maar laten we eens zien hoe dat in Amsterdam verliep, want die stad was zo'n eeuw geleden ontegenzeggelijk het hart van het filmbedrijf in Nederland. Het Rembrandtplein was al tientallen jaren hèt uitgaanscentrum en de film volgde deze trend door de eerste bioscopen hier in de buurt te openen.

Voor de filmbranche was het Rembrandtplein het kloppend hart. Elke maandag was er een filmbeurs in Café Schiller waar filmrollen per lengte of gewicht verkocht werden. Over huren of het aanschaffen van 'vertoningsrechten' waarbij de film fysiek eigendom van het filmkantoor bleef, had nog niemand gehoord. Wie kocht was eigenaar van de film en deed ermee wat hem goeddunkte.

Vanaf ongeveer 1900-'10 sneuvelde de rondreizende bioscoop door de concurrentie van de 'vaste' bioscopen. De eerste vaste bioscoop in Amsterdam, die alleen bioscoop wilde zijn, was de Nöggerath in de Reguliersbreestraat. Er waren wel theaters die een graantje meepikten, zoals het Centraal Theater in de Amstelstraat, maar dat waren toch geen echte bioscopen.
Franz Nöggerath was een Duitser dia via Brussel in 1891 in Amsterdam terecht kwam die Variété Flora in de Amstelstraat overnam en daar vanaf 1896 af en toe films vertoonde. Dat leidde tot de oprichting van een filmfabriek waar zijn zoon in 1908 de leiding nam. Deze Franz Jr. bouwde - na jaren stage lopen in Engeland - in Sloten een eigen filmstudio. Dit werd vooraf gegaan door de bouw van het bioscooptheater in de Reguliersbreestraat waar vanaf 1907 de eigen films vertoond werden. De set werd afwisselend in Sloten en in Variété Flora (soms op het dak) opgebouwd.

De bioscoop in de Reguliersbreestraat was gebouwd door architect Petrus Cornelis Samuel en het gebouw was in Jugendstil. Franz Nöggerath Jr. kreeg in de 20-er jaren van de vorige eeuw genoeg van film, verkocht het filmbedrijf en de exploitatie van het bioscooptheater en stortte zich in een volgende avontuur: de reisbranche.

In 1910 volgde de filmpionier Jean Desmet het voorbeeld, stopte met zijn reizende bioscoop waarmee hij sinds 1907 op kermissen stond en bouwde eveneens een vaste bioscoop. Ook Desmet was geen Nederlander, maar Belg. Hij verbouwde een bestaande pettenwinkel op Nieuwendijk 69 tot bioscoop Cinema Parisien. Ook dat werd qua bouw en decoratie een juweeltje van Art Deco; het interieur is bij de afbraak van het pand zelfs veiliggesteld en heeft nu een derde leven gekregen.
Desmet Was de eerste die distributie, verhuur en verkoop van films professioneel aanpakte.

De Eerste Wereldoorlog gooide flink roet in het eten. De internationale contacten lagen stil, zeker de uitwisseling van films. Na de wilde jaren van de bioscoop volgde de professionalisering. We zien een groot aantal kleine zaaltjes ontstaan die óf goed opgezet waren zoals beide voorgaande theaters, óf niet goed doordacht waren en na één of enkele jaren opgeheven werden. Bijou in de Damstraat redde het niet, de Witte Bioscoop, later Capitol en nog later Cineac Damrak redde het wel. Belangrijk was een achteruitgang zodat de mensen die de bioscoop wilden verlaten zich niet door de rijen moesten worstelen die op de volgende voorstelling stonden te wachten. De bioscoop die alle stromen doorstond werd een prooi van de UFA die elke bioscoop opkocht als ze de kans kregen. Dat gebeurde bijvoorbeeld met het Union Theater op de Heiligeweg (tekening links), een 100% Joodse aangelegenheid. Het werd geopend in 1911 door Johan Gildemeijer die daarnaast een filmverhuurkantoor begon dat een groot succes werd. De UFA liet door een stroman aandelen in de onderneming kopen tot zij rond 1920 voldoende hadden om de exploitatie over te nemen.

In de beginjaren waren doorlopende voorstelling nogal populair. Je hoefde niet precies op te letten op een begintijd maar liep binnen wanneer het paste. Dat lukte alleen als er een grote serie korte films gedraaid werd. In onze tijd was Cineac Reguliersbreestraat het laatste voorbeeld daarvan. Een van de eerste bioscopen die lange films vertoond, zgn. monopool-films, was Cinema de la Monnaie dat het lang volhield als Plaza in de Kalverstraat. Het werd in 1912 door de uitbater van Café de la Monnaie naast zijn Taverne de la Monnaie gebouwd. Ongekend succesvol was Lehars operette Die Lustige Witwe in 1913, die met een heel gezelschap waaronder zangers kwam om het geluid bij de film te regelen.
Jean Desmet opende eveneens in 1912 naast deze bioscoop zijn Cinema Palace, die u beter kent als de Roxy. Ook deze bioscoop werd nieuw gebouwd waarbij de achteruitgang aan het Singel een gouden greep was. Desmet wist dat dit van belang zou worden; toen de overheid eisen ging stellen aan de uitgangen sneuvelde menig theatertje.
Desmet had geen ijzeren greep op het theater, wat bleek toen de UFA ook interesse toonde voor Cinema Palace. Opnieuw door een stroman, dezelfde als bij Union, wist de UFA een meerderheid te verwerven en opeens was zijn 'eigen' bioscoop een concurrent geworden omdat ze zijn films niet meer nodig hadden en zelf via een sub-onderneming UFA-films verhuurde.

Deze toenemende invloed van het Duitse concern UFA mondde in de 20-er jaren uit in een eigen theater. Daartoe kochten zij het Rembrandt-theater op het Rembrandtplein. Het Rembrandt-theater was in 1902 geopend als een variété- annex operettetheater. Eerst werd het in 1922 omgebouwd tot echte bioscoop met een flink aantal aanpassingen. In 1937 verving de UFA de hele voorgevel door een strakke Bauhaus-gevel waarmee ze volledig uit de toon vielen op dat plein.
Naarmate de Tweede Wereldoorlog naderde kregen sommige Amsterdammers moeite met de programmering. Nadat eerst ontelbare Duitse gezelschappen Duitstalige operettes ten gehore brachten volgden uitsluitend Duitse films en was de directie niet te beroerd om daar wat Duitse propaganda door te mixen. Al in 1933 volgden protestacties, bijvoorbeeld het gooien van stinkbommen in de zaal. In 1943 maakte de verzetsgroep CS-6 het werk definitief af. Het theater brandde tot de grond toe af.

YouTube: Amsterdam zoals het was

 

Ach..., u hebt de foto's allemaal wel eens gezien. Deze meneer heeft ze achter elkaar geplaatst en een niet-storend muziekje eronder gezet. Gewoon kijken!

Klik de afbeelding om te starten

Deze week honderd jaar geleden

Zondag 9 januari 1921 - Isadora Duncan is na 16 jaar weer in Nederland en geeft vandaag een optreden in de Hollandsche Schouwburg.
Bij het eerste optreden van de 'danseres op blote voeten' in 1905 had zij voor regelrechte opschudding gezorgd. Haar dansen had niets met het gebruikelijke strenge ballet te maken. Isadora trad op in Grieks gewaad met dunne nauwelijks verhullende sluiers en zwierde bevallig over het podium, af en toe haar blote benen omhoog zwaaiend. De kranten stonden er bol van en boze lezers stuurden ingezonden brieven of mevrouw Duncan soms dacht dat zij net zoveel succes zou hebben als ze netjes aangekleed optrad.
De Amerikaanse maalde er niet om, als het publiek maar bleef komen. Ze trad op in heel Europa tot Rusland aan toe. Die flirt met het communistische Rusland was haar opgebroken want in Amerika lag ze daardoor onder vuur.
Het optreden in 1921 leek net zo succesvol als in 1905. Ze had een dankbaar publiek dat applaudisseerde en joelde, maar de nieuwigheid was er wel een beetje af. De mode van 1921 liet bij elke vrouw heel wat meer zien dan in 1905.
In 1927 zou Isadora Duncan het leven laten toen ze in een open Bugatti door Nice werd gereden, waarbij haar sjaal in een wiel verstrikt raakte en ze haar nek brak. Ze was 49 jaar geworden...

Oude afleveringen

Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2020. De keuze 2014 t/m 2019 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 wk01 wk02 wk03 wk04 wk05
 

Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave