adat rond 720 de bisschopzetel door bisschop Hubertus verplaatst werd naar Luik was het te verwachten dat Maastricht in de regio minder belangrijk zou worden. Het bisdom bleef echter uitgebreide bezittingen in Maastricht behouden met de in die tijd gebruikelijke invloed op de bewoners. Die bezittingen worden ook nog flink uitgebreid toen de bisschop leningen verstrekte aan kruisvaarder Godfried van Bouillon, de hertog van Neder-Lotharingen en zetelend in Maastricht. Bij diens overlijden in 1099 in Jeruzalem verviel het onderpand aan de bisschop, met diverse bezittingen in Maastricht.
De stad viel onder bestuur van de Duitse koningen/keizers (Heilige Roomse rijk), maar werd in leen uitgegeven. Zij gunden daarnaast de prins-bisschop van Luik zijn zeggenschap over de bewoners van zijn bezittingen; deze zeggenschap werd door meerdere keizers - zoals Otto III in 985 en Hendrik III in 1006 - bevestigd. Zwak beleid door opvolgingsperikelen en soms dubbele keizers maakten dat de prins-bisschop redelijk ongestoord zijn gang kon gaan in Maastricht. Begin 12e eeuw werd de investituurstrijd beslecht en mocht de koning zich niet meer bemoeien met de benoeming van bisschoppen. De prins-bisschop van Luik bleef weliswaar leenman van de Duitse koning voor het wereldlijke deel die bij de functie hoorde, maar het was 't einde van de protectie van de prins-bisschop. Hij was in Maastricht in competitie met de hertog van Brabant en in geval van conflict koos de koning meestal partij voor de hertog.
De status-quo, alhoewel regelmatig bevestigd door oorkonden, werd net zo regelmatig geschonden. Toen de bisschop, door zijn tanende macht in Maastricht, zijn frustratie uitte in het tot twee maal toe  vernielen van de brug werd hij door de koning op de vingers getikt en, behalve gedwongen de brug te laten repareren, ook in te stemmen met een regeling van de invloed van beide heersers over Maastrichts grondgebied. Die definitieve regeling kwam er in 1283 met de "Alde Caerte". Dat is de formele start van de tweeherigheid.

Maastricht stadhuis met voor elke soeverein een eigen trapDe praktijk van de tweeherigheid.
De Alde Caerte van 1283 en de Gouden Bulle van 1349 regelden een gezamenlijk bestuur van de stad Maastricht. Elke inwoner werd of bij Luik of bij Brabant gerekend, waarbij geboorte en de indeling van de moeder uitmaakten in welk kamp men terecht kwam. Wisselen was nagenoeg onmogelijk! Bezoekers van de stad vielen onder Brabant, tenzij ze bewijsbaar uit een kerkdorp stamden dat onder het bisdom Luik viel. Sterke Duitse keizers, niet in de laatste plaats Karel V, probeerden voortdurend te sleutelen aan de machtsposities en de invloed van Brabant werd met elke inmenging groter. Eerst ging Brabant onder de Bourgondische hertogen vallen en zeker nadat Karel V als rooms keizer ook het Bourgondische rijk erfde is de tweeherigheid, die overigens tot de Franse overheersing (1795) theoretisch geldig bleef, volgens mij staatsrechtelijk gezien een wassen neus. Daar staat de dagelijkse praktijk lijnrecht tegenover. Het nieuwe stadhuis van Pieter Post (1659-64) bijvoorbeeld werd in pure symmetrie opgetrokken met een Brabants en Luiks deel van gelijke omvang.  Halverwege de 17e eeuw was de stad verdeeld in 3/4 Brabantse en 1/4 Luikse burgers. Er waren twee burgemeesters, twee schepenbanken, twee hoogschouten (die elk een der beide soevereinen vertegenwoordigen), twee pensionarissen, twee secretarissen, enzovoort. De stad spreekt zelf recht in lagere rechtszaken, het hooggerecht staat onder voorzitterschap van de hoogschouten. Luik spreekt op woensdag recht, Brabant op vrijdag.

Het nieuwe stadhuis van Pieter Post (bouw 1659-64, zie foto rechts) werd in pure symmetrie opgetrokken met zogenaamd een Brabants en Luiks deel van gelijke omvang.
Die dubbele trap, die moest voorkomen dat de hoogwaardigheidsbekleders van Luik en Brabant elkaar voorrang moesten verlenen, mag u als een fabeltje zien.

Onze Lieve Vrouwe-basiliek - westwerkBeide gemeenschappen kerkten in verschillende kerken.  De Onze Lieve Vrouwe (in haar huidige vorm) werd gesticht door de bisschop van Luik en bleef Luiks. Na 1632 respecteerde de Staten-Generaal de geestelijke en politieke invloed van de prins-bisschop. Het kapittel van Sint Servaas had altijd onder protectie en gezag van de keizer en zijn leenman, de hertog van Brabant gestaan. In 1632 namen de Staten-Generaal der Verenigde Provinciën die rol van de hertog over. Dat het kapittel een wat moeizame verhouding met de nieuwe (protestantse) landsheer zou hebben lag voor de hand. Een goed opgesteld en nageleefd capitulatieverdrag voorkwam echter grote problemen. Die kwamen wel met de minderbroeders en jezuïeten, toen die politiek gingen bedrijven (het 'verraad', 1639).
De indruk bestaat dat de stad zelf er alle belang bij had dat de situatie zo bleef bestaan; met instandhouding van de tweeherigheid werd voorkomen dat een der partijen al te energiek de stad zou proberen in te lijven. Zelfs toen de Habsburgse keizers geen enkele belemmering meer zagen Maastricht bij Brabant in te lijven heeft de stad zich met succes daartegen verzet..., met behulp van de paus, veel rechtszaken en soebatten aan het keizerlijk hof. De tweeherigheid maakte dat Maastricht min of meer ongestoord als stadstaat kon functioneren. Door een gelofte geen partij te kiezen voor een der heren had de stad ook gegronde reden zich buiten welk conflict dan ook te houden, wat gunstig was voor het economisch klimaat voor de stad.
Hoe weinig de tweeherigheid bij de burgers leefde mag blijken uit de gevelsteen in het voormalige gemeentehuis (tot 1650) aan de Grote Staat (afgebroken voor V&D, de steen is nog wel in de V&D-gevel ingemetseld). Het gebouw heette "In 's Lands Croon" maar zowel opdrachtgever als uitvoerder van de gevelsteen begrepen er niet veel van; de attributen (hertogskroon, bisschopskwasten) van de twee "heren" waren aanwezig maar de scepters verwerden tot lansen. Zo kom je dan op Lanscroon. Zelfs Dr. Pierre Ubachs, toch Maastricht-kenner bij uitstek, gaat daarin mee, ziet in de  bisschopskwasten "bloemguirlandes" en verwerpt ook de naam 's Lands Croon. Dat hij op z'n minst gedeelteijk fout zit bewijst misschien het wapen van de Bisschop van Luik, zoals dat op de plattegrond door Bellomonte en later ook die van Blaeu voorkomt.

 

Wat Ubachs wel zuiver ziet is de rol van de Staten-Generaal na 1632. Hij stelt vast dat de anti-Nederlandse sentimenten niet zozeer op feiten stoelen en/of gedegen studie van de archieven dan wel op stemming maken. De kerkelijke autoriteiten meenden er belang bij te hebben de bevolking tegen de Staten-Generaal op te zetten om er zelf beter uit te voorschijn te komen. Zij verwisselden het - in de voorgaande eeuwen ontstane - politieke evenwicht tussen twee katholieke heersers met een strijd tussen confessies, waarbij de katholieke meerderheid in het gedrang zou komen bij de protestantse minderheid. (Lees zijn samenvatting)

De Fransen veegden deze toestand in 1795 eenvoudigweg van tafel. Na de franse overheersing ontstond het Koninkrijk der Nederlanden en Maastricht bleef daar, ook na de afscheiding van België, deel van uitmaken. Meer door het militaire belang als vestingstad dan doordat de bevolking dat wenste.

Ik heb twee PDF-documenten ter beschikking met informatie over de Maastrichtse tweeherigheid:
1. de originele (Dietsche) tekst van de AldeCaerte 1283
2. een opstel van een auteur waar alleen de initialen J.W(olffs?) bekend van zijn, met veel details en jaartallen.
Klik op een links om direct te lezen of rechts-klik en kies voor Doel opslaan als... om te downloaden en later te lezen of printen.