Zie ook: De restauratie van 1887 tot 1916 - Sterre der Zee - Het verdwenen Patriarchaalkruis

ok al lijkt de St. Servaas-basiliek te domineren als het op kerkarchitectuur aankomt, u mag een dagje Maastricht nooit afsluiten zonder een bezoek aan de Onze Lieve Vrouwe-basiliek gebracht te hebben. U stapt binnen in de hoge middeleeuwen, het lijkt dat alle stijlwijzigingen en het 20ste eeuwse "opleuken" aan deze kerk voorbijgegaan zijn. Zeker regionaal is de kerk van grote importantie binnen de Romaanse bouwkunst omdat er zo weinig aan gesleuteld is. Als u ervoor openstaat heeft deze kerk dezelfde allure als die van Maria-Laach, Speyer, Vézelay of Autun. Hij is niet zo rijk gestoffeerd als de San Marco in Venetië omdat de Maastrichtenaren niet over de wereld zwierven om kostbaarheden te stelen, nee, ze werden zelf bestolen. De zuilen zijn van kolenzandsteen en niet van Ravenna-marmer zoals in de Paltskapel in Aken, omdat de OLV ook niet zulke machtige begunstigers had. Het kapittel van de OLV moest elke daalder vóór het uitgeven omdraaien en sommige proosten zagen van hun inkomsten af om de kerk niet onnodig te belasten.
Daardoor is voor ons een sfeervolle basiliek behouden gebleven die een bezoek meer dan waard is.

Voorgeschiedenis
 Bij bodemonderzoek in het pandhof zijn resten gevonden van een eerder bouwwerk, mogelijk ook een kerk uit ±600. Omdat uit schriftelijke bronnen bekend is dat hier een bisschopszetel moet zijn geweest is de verleiding groot in de resten de fundamenten van een Merovingische bisschopskerk te zien. Het metselwerk is weliswaar typisch Romeins maar die techniek bleef ook na de Romeinse tijd in zwang. Tegen de stelling spreekt het gebrek aan Merovingische graven. In de 7e eeuw werd bij de kerk begraven, de Romeinen deden dat buiten de stad. Het kapittel is rond 1000 gesticht door bisschop Notger van Luik. Rond die zelfde tijd zijn de bouwactiviteiten begonnen die geleid hebben tot het gebouw dat er nu staat (zie maquette rechts).
Kapittelrivaliteit
De O.L.Vrouwekerk bezat sinds 1206 een dubbel gouden patriarchaalkruis met splinters van het Heilige Kruis, afkomstig uit Constantinopel. Met het populair worden van pelgrimages werd dat een publiekstrekker die de afgunst wekte van het kapittel van St. Servaas. Zij wist te bewerkstelligen dat de OLV zijn relieken niet meer buiten de kerk mocht tonen, ook al deed de OLV er alles aan dat te voorkomen. In 1492 kwam opeens eenzelfde kruis in de Servaas op de proppen omdat nog steeds gelovigen naar de Servaas kwamen om het kruis van de OLV te zien.
Dat de St. Servaas de O.L.Vrouwe probeert te overvleugelen is dus al 100den jaren oud. Het kapittel van St. Servaas schuwde zelfs niet een vervalste oorkonde van Hendrik IV op te voeren die moest bewijzen dat het altijd al de bisschopszetel was geweest. Dat is op z'n minst onwaarschijnlijk. In de 4e eeuw, doordat Tongeren door toenemende aanvallen van Germaanse stammen onveilig werd, verhuisde Servatius de bisschopszetel naar Maastricht. Toen hij zich met zijn hele gevolg en met alle attributen en relikwieën op pad begaf was dat nauwelijks naar een of andere plek buiten Maastricht maar naar het enige kerkgebouw binnen het Romeinse castrum, omdat het daarbuiten nog onveiliger geweest zou zijn dan in Tongeren. Toen in 722 Hubertus de bisschopszetel naar Luik verplaatste stond op de plek van de OLV een redelijk grote kerk (31x15,5m) en was de Servaas nog steeds een eenvoudig (tot 2e helft 6e eeuw zelfs houten) kapelletje boven het graf van Servatius. Karel Martel gaf in 725 opdracht die kapel (intussen versteend i.o.v. bisschop Mondulfus) te restaureren en uit te breiden. Zelfs in de 10e eeuw nog stond er op  het Vrijthof slechts een bescheiden centraalbouw (fundamenten opgegraven in 1981, op afb. rechtsboven nog zichtbaar tegen de 11e eeuwse kerk). Proost Geldulfus gaf in 1039 opdracht de Servaaskerk geheel opnieuw op te trekken, wat de basis is van het huidige gebouw (zie afb. rechts).
Momenteel wordt de St. Servaas ons gepresenteerd als dé kerkelijke bezienswaardigheid van Maastricht en mag u daar aan de kassa een fors entreegeld betalen, zelfs op open monumentendag. Door de eeuwen heen heeft dat voor de O.L.Vrouwe, door gebrek aan geld en invloed, geresulteerd in minder rigoureus hakken, breken en vernieuwen en dat mag u als een voordeel zien. Ook de restauraties van Pierre Cuijpers (eind 19e eeuw) hebben de atmosfeer geen geweld aangedaan.
Basiliek
Alhoewel de O.L.Vrouwekerk de in de romaanse bouwstijl gebruikelijke basilicale vorm heeft slaat het predikaat "basiliek" niet op de bouwwijze, maar is een door het Vaticaan verleende eretitel, die de O.L.V. in 1933 kreeg. Bij deze titel hoort ook het recht een wapen met de pauselijke symbolen te voeren (zie afbeelding hiernaast).
Het bouwwerk
Het gebouw is een voor de 11e eeuw gebruikelijke basilicaal langhuis met schip, zijbeuken en (in later stadium vergroot) transsept (dwarsschip) en twee pseudotransepten. De viering is voorzien van een koepelvormig gewelf dat gedecoreerd is. Een absis is direct tegen het transept geplaatst en biedt plaats aan het koor, dat ook de hele viering in beslag neemt. Die absis heeft twee verdiepingen en vertoont niet de naar buiten gerichte dwerggalerij zoals gebruikelijk (zie St. Servaas) maar biedt wel plaats aan een unieke kooromgang met daarboven liggende gaanderij. Zie ook de PDF met de monumentbeschrijving en meer foto's.
Zie ook de maquette hierboven.
Exterieur: Westwerk
Aan het O.L.Vrouweplein staat een ongenaakbare facade met dubbele toren. Duidelijk zichtbaar is dat de gevel twee keer verhoogd is, de eerste keer begin 12e eeuw. Aan het einde van die eeuw kwam daar nog de natuurstenen opzet met bogen op, net als bij de traptorns ernaast.
Van romaanse kerken in de regio zijn westwerken nog zelden zo summier uitgevoerd. Vaak is er een voorhal met een fraaie bewerkt entree. Helemaal ongewoon is het westwerk nou ook weer niet, getuige een mozaiek van een vroeg-christelijke kerk met een vergelijkbaar westwerk. Klik hier voor dat mozaïek.
Apsys
De koorzijde van het gebouw is veel vriendelijker, zoals op nevenstaande litho van Schaepkens uit 1850 te zien is.
Dit was de situatie voordat Cuijpers begon te restaureren. Op zich is er niet zo veel veranderd; er staan nu forse bomen die iets van dit uitzicht belemmeren. Het gebouwtje rechts op de voorgrond hoort niet bij de kerk; het is het wachtgebouw dat bij de nabijgelegen stadspoort hoorde.
Vroeg-18e eeuwse tekening (Jan de Beijer) van het O.L.Vrouweplein met op de achtergrond de gotische St. Nicolaaskerk die in 1342 gereed kwam. De sloop ervan begon nadat in 1837 de OLV weer voor de eredienst geschikt gemaakt was.
Interieur: Koor
In het interieur is het oostelijk koor het indrukwekkendst. De schildering in de koepel is gerestaureerd. 
Dit type absis met open omgang komt deze streken niet veel voor. Het komt voort uit de grafbasilieken in Rome van de 4e eeuw en was bedoeld om in de absis relieken tentoon te stellen terwijl de pelgrims die via de omgang konden zien en aanbidden. 
In de OLV ziet u boven de kooromgang nog een galerij.  Let op de middelste gebundelde zuilen met bijzondere dubbelkapitelen (foto onder). Meestal zal zo'n galerij naar buiten open zijn om de relieken aan het volk te kunnen tonen maar dat was de OLV door toedoen van de Servaas verboden. Hier is de galerij dus naar binnen open. 
Kooromgang met daarboven gaanderij.
De kapitelen zijn alle 12e eeuws en vertonen scenes uit het Oude Testament. Ze zijn gemaakt door rondreizende beeldhouwers van een groot Duits atelier. Stijlkenmerken zijn in elk geval dezelfde als die van de Sint Servaas, die uit dezelfde tijd stammen.
Links van de trap naar het koor is een automaat waarmee u enkele minuten licht krijgt op alle details van architectuur en decoratie. Die laatste is waarschijnlijk een product van Cuijpers, die toen net zo'n succes had met zijn bonte polychromeringen (ook die van het Bergportaal in de St. Servaas is van hem).
Crypten
De eerste oostcrypte werd gesticht tijdens de ambstperiode van bisschop Balderik II van Luik (1008-1018) en werd in 1018 door Balderik gewijd. Het is bekend dat de crypte kort na de wijding is ingestort en - met een extra zuilenrij versterkt - opnieuw opgebouwd. Van de vernieuwde oostcrypte (gewijd in 1037) zijn vier zuilen van die eerste crypte afkomstig. De oostcrypte is in een aantal bouwfasen ontstaan naar het voorbeeld van die van de St. Lambert in Luik. In noord- en zuidwand zijn de aanzetten te zien van koortorens uit een eerder bouwplan, die echter nooit zijn uitgevoerd maar ook niet gesloopt werden.
11e eeuwse zuil uit eerste crypte, hergebruikt in de oostcrypte Langsdoorsnede kerkgebouw met duidelijk beide crypten aangegeven. Let op dat de vloer van de viering en het koor op hetzelfde niveau liggen en de oostcrypte zo groot is als beiden.
In het westwerk is ook een crypte waarin nu de kerkwinkel is ondergebracht. U zult dit beeld dus niet meer zo snel zien.

De beide crypten zijn maar zo'n 3 meter hoog.

Kunstvoorwerpen
De kerk (en de schatkamer) zijn rijkelijk voorzien van beelden, vaak van hout. Links en rechts van het koor zijn enkele, waaronder een  Anna-te-drieën door Jan van Steffensweert. 
Bij de ingang vanuit de Merodekapel en iets boven ooghoogte een ander beeld van Steffensweert, St. Christoffel met het Kind op zijn schouder.

St. Christoffel, houten beeld van Jan van Steffensweert, begin 16e eeuw

In de Mérodekapel, waar u binnenging en tot slot weer buitengaat zou u even kunnen zoeken naar een reliëf uit midden 11e eeuw dat, naar men aanneemt, een eedsaflegging weergeeft. Frappant hieraan is dat de eed met de hand op een relikwie afgelegd wordt. Een handgeschreven bijbel was zeldzamer dan relikwieën. De foto werd gemaakt toen het reliëf net schoongemaakt was, nu is het weer zwart beroet door het dagelijks branden van honderden kaarsen.
Schatkamer
De kerkschat van de O.L.Vrouwe is te zien in de schatkamer. Ondanks de ravage die de Fransen direct na 1794 hebben aangericht is die niet onaanzienlijk. De hoge ouderdom van de kerk zorgde voor een rijke verzameling reliekhouders, liturgisch vaatwerk en textilia. Oude "toningsformulieren" laten alle topstukken van vóór 1794 zien en daarop vallen een drietal 10-11e eeuwse reliekhouders uit Constantinopel op, waarvan er echter nog maar één in de schatkamer te zien is (foto boven). Het verhaal achter de beide verdwenen stukken vindt u hier: "verdwenen patriarchaalkruis".
Reliekdoosje 2e helft 11e eeuw
h: 118mm incl. sluiting en oogje b: 73mm

De voorzijde toont een email cloisonné kopie van een in het Byzantijnse keizerrijk zeer aanbeden Maria-icoon. De inhoud zou bestaan hebben uit een deel van de mirre en wierookkorrels die het Christuskind van de Drie Koningen kreeg.

19e Eeuws kruisreliek, geschonken door paus Pius IX ter compensatie van het verlies van het byzantijnse Patriarchaalkruis. Lees het complete verhaal onder Patriarchaalkruis.
Kruisgang en pandhof
De deur die naar sacristie en schatkamer leidt geeft toegang tot de kruisgang. Die kunt u niet helemaal aflopen omdat die uiteindelijk toegang geeft tot de ruimte waar de Sterre-der-Zee staat. (zie plattegrond)
Van de kruisgang komt u in het pandhof. Hier zijn in 1981 opgravingen gedaan en zijn resten van een eerder kerkgebouw gevonden.
Restauratie van 1887
Lees over de ingrijpende restauratie door architect Sprenger onder supervisie van Pierre Cuijpers

Bezoekersinfo
Het gebouw bevindt zich op het O.L.Vrouweplein 9, de ingang is in de Mérodekapel die zich links van het kerkgebouw bevindt. Dat is de kapel waar het beeld Sterre der Zee aanbeden wordt. Geneert u zich niet de altijd drukke kapel door te lopen, er is geen andere ingang. Om op het kloosterhof te komen volgt u de bordjes naar de schatkamer. De schatkamer zelf is dagelijks open van 11 tot 17u, zondags van 13 tot 17u, kosten 3 euro.
De meeste details ziet u tijdens een rondleiding. Die zijn er tussen Pasen en Allerheiligen, op di t/m za om 13.30u, kosten 3 euro.
Groepen bellen eerst 043-325 31 35. 
Voor alle verdere informatie een link:
http://www.sterre-der-zee.nl/
Wikipedia

Meer weten? Heel veel details haalt u nog uit het proefschrift van A.F.W.Bosman uit 1990, ISBN 90-6011-688.7 Walburgpers

Restauratie 1887-1916

n 1887 begon architect Sprenger - onder supervisie van architect P.J.H.Cuijpers - aan de broodnodige restauratie van de O.L.Vrouwebasiliek. Wat begon als elementaire bouwkundige herstelwerkzaamheden ontaarde in een grootscheepse restauratie en reconstructie van het gebouw, die tot in de 20e eeuw duurde. Achteraf is er commentaar op Cuijpers ontstaan; hij zou oa. veel antiek bouwmateriaal hebben vernieuwd dat nu zou zijn hergebruikt of op z'n minst grondig onderzocht. In zijn voordeel moet gezegd worden dat als hij de klus niet zo grondig zou hebben aangepakt er mogelijk nu geen kerkgebouw meer gestaan zou hebben. Vergelijk maar met de Lambertuskathedraal in Luik, die wegens bouwvalligheid eind 18e eeuw gesloopt moest worden. Vakkennis kan Cuijpers zeker niet ontzegd worden; gedurende zijn loopbaan ontwikkelde hij zich tot autoriteit op het gebied van romaanse en gotische bouwkunst en over stilistische blunders heb ik dan ook nog niemand gehoord.

Op de foto de zuidoostelijke transeptkapel tijdens de restauratie, 1888

Eerst vernieuwde men grote delen van de vloeren en gewelven. Daarna kwam de zuidelijke transeptarm, de aangebouwde Rochuskapel en de zuidelijke koortoren aan de beurt. Dit deel was zo bouwvallig dat de Rochuskapel nooit meer herbouwd is. De zuidelijke koortoren werd gerestaureerd waarbij een extra aangebracht tussenverdieping werd verwijderd. In de evenknie van deze partij, in het NO, was de koortoren al in 1775 verdwenen en de H.Drievuldigheids (transept-)kapel bouwvallig. Die kapel is herbouwd en de toren geheel gereconstrueerd.
De apsis was verzakt en om dat te stoppen had men twee steunberen gemetseld, waartussen een sacristie was gebouwd. De fundering bleek maar tot -2m te gaan terwijl de eerste stabiele grondlaag op -7m lag. De steunberen en sacristie werden afgebroken en een verbeterde fundering gelegd. Tevens kwam er een stevige "schil" om de apsis te liggen waarbij de ramen werden gereconstrueerd. Ook het koor en de cryptes werden onderhanden genomen.

Op de afbeelding rechts de afbraak van de steunberen, eind 19e eeuw. (vergelijk met litho Schaepkens)

In de 19e eeuw drukten restauratiearchitecten een veel zwaarder stempel op het werk maar dat is in de hele bouwgeschiedenis nooit anders geweest.
De enige uitglijer van Cuijpers is de decoratie van het koor, alhoewel kleurgebruik niet persé foutief hoeft te zijn; er zijn in de crypte verfresten rood en donkergrijs gevonden. Niemand weet echter of de kapitelen ooit geschilderd zijn geweest en naar andere Romaanse kerken te oordelen ook niet gebruikelijk. Wel zeker is dat de zuilen niet zwart horen te zijn. Onder een dikke laag pleister en verf zit namelijk een geraffineerd spel van verschillend gekleurde lagen zandsteen en kolenzandsteen, zoals u die ook in de rest van de kerk kunt zien. Deze moeite zou men niet gedaan hebben om ze even later weer te bedekken.
Rechts gipsafdrukken van twee kapitelen van het koor, gemaakt bij de restauratie eind 19e eeuw, toen ze nog niet beschilderd waren.

Kapel Maria Sterre der Zee

e grote publiekstrekker van de O.L.Vrouwe is het miraculeuze beeld van Maria Sterre der Zee ofwel Stella Maris, ongeveer uit 1400. Dit houten beeld van waarschijnlijk Duitse origine heeft pas na veel omzwervingen zijn plaats in de Mérodekapel van de OLV gekregen. Volgens sommigen is de kapel Maria ten Oever de oudste standplaats, op de plek waar nu de Augustinuskerk aan de Kesselkade staat. Vandaar kwam het terecht in de eerste Minderbroederskerk (Pieterstraat, nu Rijksarchief). Het was een geschenk van Nicolaus van Harlaer bij zijn intrede in de orde der Minderbroeders in 1474. Ook op die locatie trok het beeld veel pelgrims en in die kerk werd een speciale kapel aan het koor gebouwd.
Toen de Minderbroeders, samen met de Jezuïeten, in 1639 vanwege hun aandeel in het "verraad van Maastricht" uit de stad verbannen werden door de - toen protestantse - overheid werd het beeld in veiligheid gebracht. Eerst naar het klooster der Annunciaten in Wyck, toen naar Slevante en tenslotte naar Tongeren, waar het vanaf 1646 weer op een altaar stond. Pas in 1675 zou de - intussen weer katholieke - magistraat de terugkeer naar Maastricht bevolen hebben. Het beeld werd in plechtige stoet door de paters van Tongeren naar Slevante overgebracht, en vandaar door de Minderbroeders halverwege Maastricht, waar het door de magistraat en de ambachten overgenomen en naar de Collegiale kerk van St.Servaas overgebracht. De Minderbroederskerk was op dat moment in gebruik als arsenaal en hospitaal en de orde was voorlopig ondergebracht in de - nu gesloopte - St. Jacobskapel op de hoek van de Breestraat en de St.Jacobstraat, waar het beeld na acht dagen opgesteld werd. Zodra het weer in Maastricht te zien was kwam de pelgrimage opnieuw op gang en in korte tijd groeide de orde uit die kleine kapel. Zij kreeg toestemming een nieuwe kerk te bouwen op een plek bij de Lenculenstraat die nu heel toepasselijk Minderbroedersberg heet (tijdens en na de Franse overheersing Paleis van Justitie en gevangenis, nu in gebruik bij de Universiteit). In 1700 was de bouw zover gevorderd dat het beeld in een staatsiekaros met groot ceremonieel naar de tweede Minderbroederskerk overgebracht kon worden.

De naam Stella Maris heeft van oorsprong weinig met de zee te maken en berust op een verbastering van de eigenlijke naam 'Stilla Maris' ofwel druppel van de zee. Die naam ontstond uit de lettergrepen van de Hebreeuwse vorm van Maria, nl. Mirjam of Marjam: 'mar' betekent druppel en 'jam' zee. Stilla Maris werd verbasterd tot Stella Maris. Een wonder dat in 1684 plaatsvond, de redding van een edelman op zee die in een storm terechtkwam en na behouden thuiskomst een altaar liet bouwen, deed de rest. Vanaf de 18e eeuw is de benaming 'Sterre der Zee' ingeburgerd.
De franse overheerser maakte in 1796 een einde aan elke kerk- en kloosteractiviteit in Maastricht, ook aan die van de Minderbroeders. Alle kerkelijke goederen werden in beslag genomen en verkocht. Veel van die goederen werden door particulieren gekocht met de bedoeling ze te bewaren tot de tijd dat de kerken weer konden functioneren. Ook het beeld Sterre der Zee werd opgekocht door enkele families, die het bewaarden tot 1804, toen Napoleon besloot dat de kerken weer open konden. Er bestaat overigens ook een versie waarbij het beeld van tevoren uit de kerk ontvreemd werd. Diverse kerken waren echter als werkplaats, kazerne of anderszins in gebruik bij de franse troepen en bleven dat voorlopig ook onder het Koninkrijk der Nederlanden. De Minderbroeders wilden zich voorlopig niet weer in Maastricht vestigen, vooral ook omdat hun kerk opnieuw in beslag genomen was en niet vrijgemaakt zou worden. Zij kozen ervoor het beeld uit te lenen aan de O.L.Vrouwe-parochie. Maar ook de O.L.Vrouwe was niet beschikbaar voor de eredienst; er stonden paarden gestald en een smid had er zijn werkplaats. De parochie was uitgeweken naar de St. Nicolaaskerk, die op het O.L.V.-plein stond aan de Plankstraat met het koor waar nu Hotel Derlon staat. Ook het beeld werd daar ondergebracht onder voorwaarde dat het terug zou moeten naar de Minderbroeders, zodra die orde zich weer in Maastricht zou vestigen. In 1837 werd de parochie, door bouwvalligheid van de St. Nicolaaskerk, overgebracht naar de intussen weer beschikbare O.L.Vrouwe, inclusief het beeld. Dat heeft in 1903 in de gotische Mérodekapel, noordelijk van het westwerk van de kerk, een plaats gevonden. In 1864 kwamen de Minderbroeders inderdaad terug in Maastricht, maar een verzoek het beeld te retourneren werd genegeerd door de OLV. Na een machtswoord van bisschop Paredis bleef het beeld in de OLV.
 

Verdwenen Patriarchaalkruis

oen op de vorige pagina de relieken van het O.L.Vrouwekapittel ter sprake kwamen bleek het belangrijkste stuk een Byzantijns patriarchaalkruis (dubbelkruis) te zijn, dat echter niet meer in de schatkamer te vinden is. Dat stuk heeft eeuwenlang 100.000-en pelgrims naar de kerk gelokt en was de inzet van een pittige controverse tussen de kapittels van de Servaas en de O.L.Vrouwe.
Het is echter niet verloren gegaan maar bevindt zich nu in de schatkamer van het Vaticaan te Rome en hoe het daar kwam is een heel verhaal. Ik hoefde dat niet meer zelf uit te zoeken; in een uitputtende studie van Dr. Mieke L. de Kreek en haar redactie wordt het verhaal uit de doeken gedaan. (ISBN 90 71570 444) 
Rechts het Byzantijnse patriarchaalkruis zoals het vandaag de dag te zien is in Rome. De voet is in 1837 in Rome nieuw bij gemaakt en er staat een stolp overheen; het kruis zelf is uit 2e helft 10e eeuw en buitgemaakt bij de plundering van Constantinopel in 1204. Lees over de 4e Kruistocht en de plundering van Constantinopel in mijn opstel onder het hoofdstuk "Geschiedenis" en vergeet vooral niet de ooggetuigeverslagen daarbij.

In de periode rond bovenvermelde plundering verbleef een Maastrichtse geestelijke gedurende zeven jaar in Constantinopel. Of hij zelf deelnam aan de plundering of er alleen mee in aanraking kwam is niet te achterhalen. Hij kwam in elk geval in het bezit van een aantal reliekenhouders die hij bij zijn terugkeer naar Maastricht (1206?) meenam en iets later aan de O.L.Vrouwe schonk. Van die reliekhouders is er met zekerheid nog een in de schatkamer van de OLV aanwezig maar de de twee belangrijkste stukken zijn in Rome.

Voorzijde -hoog: 383mm, breed: 244mm

Van de Griekse tekst op de achterzijde van het dubbelkruis bestaan vele vertalingen. Hieronder volgt, voorzover ik weet, de modernste:

Het hout zo mooi om te zien voor de ogen
doodde mij bij het proeven, mij, geschapene naar Gods beeld;
maar hij die schoon was door de schoonheid van Gods wezen
wekte mij weer ten leven, Christus wiens vlees stierf aan het hout.
Hiervoor heeft Romanos, de heerser van de wereld
en gekroond met de schoonheden van zijn deugden,
dit Reliquiarium verfraaid met de schoonheid van kostbare stenen,
en hij overwint daardoor demonen en barbaren.

Oorzaak van alle ellende is de Franse inval en overheersing die voor Maastricht in 1793/4 begon. Kapittels en kloosters werden opgeheven en de kerken het werken onmogelijk gemaakt of in beslag genomen, zoals de OLV. Hoge schattingen mergelde niet alleen stad en land maar ook de kerken uit. Een groot deel van de kerkschat van de OLV is aan de Fransen afgedragen en omgesmolten tot Napoleon in 1802 een aantal rigoureuze maatregelen terugdraaide en in de kerken weer gepreekt mocht worden. De OLV werd echter niet terug gegeven zodat men naar de St.Nicolaaskerk moest uitwijken. Bij de dreiging van opheffing van het kapittel hadden de kanunniken de kerkschat onder elkaar verdeeld om veilig te stellen tot betere tijden. De beide topstukken, de Byzantijnse kruisreliekhouders, werden in bewaring gegeven aan kanunnik Albertus Thomassen die met zijn schat de stad in 1797 ontvluchtte en in Bree (B) ging wonen. Daar overleed hij in 1800 en bleef de kist met kerkschat in bewaring bij familie. In 1806 stelden de nog in leven zijnde kanunniken een onderzoek in naar de verblijfplaats van de kerkschat en bij controle van het deel in Bree bleken de beide kruisrelieken te ontbreken. Na onderzoek en oproepen (vanaf 1817) om achter de verblijfplaats te komen kwamen beide stukken in handen van oud-kanunnik Michael Lijsens die ze, zonder medeweten van de overige kanunniken, in 1837 overhandigde aan graaf Paulus van der Vrecken die ze op zijn beurt datzelfde jaar aan de toenmalige paus Gregorius XVI schonk. Nadat men dat in Maastricht eindelijk te weten kwam heeft de kerkmeester diverse pogingen gedaan de stukken terug te krijgen van paus Pius IX, de opvolger van Gregorius. Dat leidde er in 1862 eindelijk toe dat de paus ter compensatie een 19e eeuws kruisreliek aan de OLV schonk (zie foto). De beide topstukken zouden nooit meer naar Maastricht terugkeren.
Het tweede stuk dat in Rome terecht kwam was het "Kruisje van Constantijn", een triptiekje van 130x80mm in gesloten vorm. Ook dit is vandaag te zien met een 19e eeuwse, in Rome vervaardigde voet.