Het Cultuurstelsel in theorie

ohannes van den Bosch is de grote motor achter het cultuurstelsel, maar dat zou niet van de grond gekomen zijn zonder krachtige ondersteuning van het Ministerie van Koloniën waar J.C. Baud eerst een der directeuren en later zelf minister was. Baud had in zijn kielzog weer de flamboyante Rochussen en deze drie zullen een belangrijke rol spelen bij de uitvoering van het stelsel. De vierde in dit span is koning Willem I. Zijn enig doel was het het  uitgemergelde Nederland - hoe dan ook - uit het slop te trekken. Daartoe dient de achterstand in de "industriële revolutie" snel ingelopen te worden en dient de infrastructuur (wegen, vaarwegen, spoorbanen) verbeterd dan wel aangelegd te worden.
Hoewel alle heren liberale trekjes vertoonden waren ze het eens over een autocratische bestuursvorm voor Indië. Het gouvernement hield de teugels strak en de inlanders kort.
Opvallend is dat de term "cultuurstelsel" in die periode niet gebruikt wordt. De diverse regeringsreglementen spraken van "op hoog gezag uitgevoerde cultures". Fasseur definieert het stelsel als volgt: "een vorm van agrarisch-industriële exploitatie van Java, waarbij het gouvernement gezag en invloed gebruikte om de inheemse bevolking tegen een eenzijdig vastgesteld en laag plantloon tropische exportproducten te doen verbouwen, welke artikelen vervolgens ten behoeve van de staatskas werden verkocht". 

Het zwakke punt van de algehele exploitatie van de rijkdommen van Nederlands-Indië was en bleef "arbeid". Raffles had al bewezen dat het forceren tot arbeid geen effect had dus viel Van den Bosch terug op het systeem zoals de VOC in het verleden toegepast had. Dat kwam er in het kort hier op neer dat men deals sloot met de hoogste autoriteit van een gebied en die de motivering van zijn onderdanen liet regelen. Die hoogste autoriteiten waren zeer divers: van vorsten tot burgerlijke tirannen. Dat werkte niet zonder opdrachten en regelgeving en de lokale heersers konden alleen daartoe bewogen worden door hen ruimschoots te belonen. Bekend zijn ook gevallen van protectie voor impopulaire heersers door de kolonisator, een taak voor het eigen Indische leger: KNIL.
Van den Bosch legde voor 1/5de deel beslag op de bestaande landbouwgronden en zette aan tot ontginning van nieuwe. De lokale overheden dienden hiervoor de werkkrachten ter beschikking te stellen. Daarnaast diende de infrastructuur verbeterd te worden om de producten af te kunnen voeren naar de depots. Ook die infrastructuur diende de plaatselijke bevolking aan te leggen. Voor dit alles ontving de bevolking een loon en bescherming. Om die bescherming (legereenheden) onder te brengen moesten forten gebouwd worden, inderdaad..., weer door de bevolking zelf.
koeliearbeid in tabakschuurVan meet af aan was alle aandacht gericht op Java. Dat was de kurk waarop het hele stelsel gebaseerd was en dat genereerde de hoogste opbrengsten.
Van den Bosch moet studie gemaakt hebben welke producten in Europa goede winsten konden opleveren. De aanbouw van deze producten, cultures genoemd, werd verplicht gesteld op de gevorderde gronden en de nieuwe plantages. Het waren in de eerste plaats  koffie, suiker, indigo  (levert blauwe kleurstof voor bijv. denim) en in mindere mate tabak, thee, peper, kaneel, cochinelle (leverde de rode  kleurstof karmijn), katoen, kinabast en rubber. De bestaande dessa's, ingericht voor rijstcultuur, waren wel geschikt voor suikerriet en indigo maar niet voor koffie; daarvoor werden nieuwe plantages aangelegd op de nabijgelegen berghellingen.
suikerfabriek Kedawong bij PasuruanNog een belangrijk aspect van Van den Bosch' inspanningen is zijn keus voor producten waarmee in economisch achtergebleven gebieden in het vaderland nieuwe industrieën opgezet konden worden, waarvan de katoenindustrie in Twente een sprekend voorbeeld is. Dat werd inderdaad een bloeiende industrie die zelfs producten exporteerde, o.a. naar Indië waar het de Engelse katoenimporten uit Singapore overnam.
Koffie en indigo vergden lokaal weinig voorzieningen. Die konden op dorpsniveau tot een transportabel product gebracht worden. Anders was het met de suikerplantages, waarvoor fabrieksgebouwen gebouwd moesten worden en waar bij de productie heel veel hout nodig was. Het heeft dus jaren geduurd voor suiker winst genereerde. Voor suiker moesten ook contracten gesloten worden met fabrikanten, in eerste instantie met de reeds bestaande, later werden nieuwe contracten afgesloten. Het gouvernement kon zich garant stellen voor nieuw te bouwen installaties of die zelfs voorfinancieren.
Een stelsel van gouvernementspakhuizen moest ervoor zorgen dat de goederen centraal in een uitvoerhaven terecht kwamen. Dit hele transport werd betaald uit de winst op het product, wat de exploitatie en zo ook het plantloon flink kon beïnvloeden.
Voor het vervoer overzee en de verkoop van de producten in Europa werd in 1824 de Nederlandse Handel-Maatschappij opgericht.
 
Pagina herzien: 23-03-2009 - Afbeeldingen van internet plus eigen producties.