weekblad-logo

week 02-2019

Fotoquiz snelste

De eerste met het goede antwoord op de vraag van vorige week was Aschwin Merks. De nieuwe opgave komt dan ook van hem. De vraag is:

Waar is dit?

En als u twijfelt of we soms vergaten te vermelden dat dit buiten de Singelgracht is..., niet dus!

Oplossingen via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Toegegeven, er zat weinig houvast in deze foto. Nietszeggende 19de-eeuwse bebouwing met nog meer in aanbouw. Des te knapper van onderstaande inzenders met het goede antwoord: Nicolaas Witsenkade. Die 'nietszeggende' bebouwing op de achtergrond staat aan de Weteringschans: naast elkaar de Armenschool (laagbouw, later vervangen door de Reguliersschool) en het Evangelisch Luthers Weeshuis. Tussen voor- en achtergrond in: de nieuwbouw aan de Den Texstraat.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Aschwin Merks, Robert Raat, Arjen Lobach, Mike Man, Anneke Huijser, Anje Belmon, Jos Mol, Adrie de Koning, Han Mannaert, Onno Boers, Hans van Efferen, Anthony Kolder,

Fotoquiz: Harry's keuze

Harry Snijder gaat 't u niet makkelijk maken. We kijken hier over een brede gracht een smaller water in. Dat laatste water is inmiddels gedempt, wanneer hoort u volgende week. Anders kunt u het te makkelijk hier opzoeken. De bredere gracht is er nog steeds.

Hoe heette het smallere water?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing: Ria's keuze

Wij mochten van Ria niet zeggen dat deze mensen stonden te fotograferen, want dan was het antwoord meteen bekend. Dit was een amateurclub die in de Handboogstraat fraaie tegenlicht-foto's stond te maken. Bernard Eilers kiekte hen daarbij en kreeg meteen wat dieptewerking cadeau.
Voor de goede orde hieronder nog een Street View vanaf hetzelfde punt. Links is nog een reepje Maagdenhuis te zien. Voor de mensen die meenden dat de quizfoto gespiegeld was...

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Anneke Huijser, Anna Denekamp, Arjen Lobach, Robert Raat, Kees, Huyser, Cor van Duinen, Mike Man, Adrie de Koning, Anje Belmon, Jos Mol, Maaike de Graaf, Hans Olthof, Otto Meyer, Erik Meijer, Hans van Efferen, Anthony Kolder,

Heeft u ook een opvallende foto gevonden?

Laat ons meegenieten en stuur hem naar de redactie. Graag via deze link en alléén via deze link a.u.b.
Blijf sturen, zodat wij de aantrekkelijkste platen kunnen kiezen!

Fotoquiz Waar? Wat?

Zo..., dit is de week van de oeroude foto's. Eens kijken of u thuis bent in uw stad. De vragen zijn:

Waar staat het gebouw in 't midden?
Welke wateren ziet u allemaal op de foto?

En dan nog eentje voor de cracks, die niet geldt voor de juiste beantwoording. In 't water op de voorgrond is iets aan het gebeuren. Als u weet wat dan kunt u ook de volgende vraag beantwoorden. U mag er een jaartje naast zitten.

Wanneer zou deze foto gemaakt zijn? Bij welke gelegenheid mag ook.

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Wij probeerden u op 't goede spoor te zetten door op de gevelelementen te wijzen. Dat zijn, behalve verschillende ornamenten die op Art Deco dan wel Amsterdamse School wijzen, ook een tweetal smeedijzeren elementen. En als u ingezoomd had op het voorste had u de tekst 'theater' kunnen ontdekken. Met de mededeling dat dit buiten de Singelgracht was, heeft menig deelnemer op het Ceintuur Theater op de Ceintuurbaan gebracht. De naam van het theater was helemaal niet gevraagd, alleen dat het als bioscoop gebouwd is.
Daarom hebben we de enkeling die hierin de Rialto zag, vergeven.

De verduisterde gevelreclame was die van keukenboer Houtsma. Vandaag is de gevel ontdaan van die troep en zelfs van de luifel die er al tijdens de bioscoop was gekomen. Een hippe koffiebar annex bistro benut de ruimte binnen en één deelnemer wist te vertellen dat aan het ontwerp van het gebouw, behalve Gerrit van Arkel, ook Willem Noorlander meewerkte.

Meer over het Ceintuur Theater in het bioscopen-overzicht van Bram Huijser (pp.118-119).

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Een aantal deelnemers refereerde aan de onwelriekende bijnaam van het theater: 't Stinkertje. Bovenstaand document van Bram Huijser leert ons echter dat die bijnaam verdient werd door de Ceintuur Bioscoop op nummer 280 (bovenstaand bioscopen-overzicht p.111). Die heeft maar acht jaar bestaan en sloot zijn deuren toen het Ceintuur Theater in aanbouw was (1921). De Centraal Bioscoop had geen enkele vorm van ventilatie en degene die tijdens regenachtig weer nog wel eens in een volgepakte tram of bus meerijdt weet hoe dat geroken heeft. De bijnaam ging soepeltjes over op de nieuwe bioscoop, maar geheel onterecht! Willem Noorlander was als architect toegevoegd omdat hij specialist in bioscopen was geworden.
Wendingen over Noorlander:
Noorlander verwierf grotere bekendheid met zijn ontwerpen voor diverse bioscopen, zoals het Ceintuur Theater (1921) aan de Ceintuurbaan in Amsterdam en het bioscooptheater Astoria (1929) aan het Mosplein in Amsterdam-Noord. Het fraaie Ceintuur Theater heeft Amsterdamse School kenmerken zoals verspringende gevelonderdelen en Art-Deco elementen zoals de sculpturale, kokervormige lamppartijen en de torenachtige elementen. Maar meest opvallend is het feit dat de expressieve gevel van beton werd gemaakt. Dit in tegenstelling tot de bouwwerken in Amsterdamse School stijl die vrijwel altijd zijn opgetrokken in baksteen. De naam van de bioscoop werd op naamschilden in Art-Deco siersmeedwerk geplaatst terwijl de films op het grote vlak in het midden werden aangekondigd. Noorlander maakte een reeks bijzondere tekeningen in potlood en inkt van de bioscopen met een sprookjesachtige uitstraling. De opdrachtgever van het Ceintuur Theater was J.J. Otter; de directeur van de NV Verenigde Bioscopen.

Goede oplossingen kwamen van Anneke Huijser, Harry Snijder, Anna Denekamp, Kees Huyser, Adrie de Koning, Arjen Lobach, Hans Goedhart, Kees Boas, Mike Man, Ria Scharn, Cor van Duinen, Dick van der Kroon, Dirk Ruijer, Anje Belmon, Hans van Noort, Winter Koor, Jos Mol, Maaike de Graaf, Maarten Helle, Fred Dubiez, Jan Six van Hillegom, Carol de Vries, Anna Denekamp, Peter Pijst, Hans Olthof, Onno Boers, Otto Meyer, Hans van Efferen, Aschwin Merks, Anthony Kolder,

Met de camera op pad...

Een heel vroege foto van Amsterdam. Van dit rijtje is niet veel overgebleven. De gevels staan direct aan het water dus de eigenlijke ingang is ergens anders.

Aan u de vraag:

Waar bevinden zich de voordeuren van deze panden?

Strikvraag voor diegenen die de vragen niet zorgvuldig lezen.
Wie de fotograaf is, hoort u pas volgende week.

Laat het ons weten via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Foto van vorige week

Hoe vaak hebben wij dat al niet gezegd? In drukke winkelstraten wordt onze blik gevangen door etalages en niet meer door de panden er omheen. Zo ook met dit pand op de hoek van Kalverstraat en Heiligeweg. Hoe vaak bent u daar al aan voorbij gelopen?
Het pand werd in 1891 gebouwd door de architecten Gerrit van Arkel en W. Wilkens in opdracht van sigarenfabrikant en -handelaar G.H. de Veer. De stijl is neo-renaissance en dat gold ook voor de eikenhouten winkelbetimmering. Het pandje rechts, In 't Moortje, Heiligeweg 1, was een aparte sigarenwinkel. Die werd beroemd/bekend omdat alle sigaren daar 3 cent kostten. Architect daarvan was G.A. Zeeman. Op de hoek was een beeld van een Surinaams meisje en op de console boven Heiligeweg 1 dat van een Javaans meisje. Beide beelden zijn, na samenvoeging van beide winkels onder eigenaar Van Lookeren, verdwenen. Een der deelnemers neemt aan dat dit uit schaamte voor het koloniale verleden gebeurde. Het fries boven de etalages is gebleven; het toont reliëfs die de productie van sigaren en de export van tabak uitbeelden. De beeldhouwer is Van den Bossche. Lees hier meer over de symboliek van het fries (p.41 e.v.).

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Bovenstaand een recente foto van het hoekpand (bron: 020apps.nl) en een bouwtekening van Heiligeweg 1, sigarenwinkel In 't Moortje (bron: Stadsarchief Amsterdam). Voor beschrijving Heiligeweg 1, zie 020apps.nl.

Goede oplossingen kwamen van Adrie de Koning, Kees Huyser, Arjen Lobach, Harry Snijder, Mike Man, Anneke Huyser, Robert Raat, Jos Mol, Ria Scharn, Anje Belmon, Maaike de Graaf, Anna Denekamp, Otto Meyer, Hans van Efferen, Aschwin Merks, Anthony Kolder,

Blijde Inkomste van 1549

Keizer Karel V vond het belangrijk om 'zichtbaar' te zijn voor zijn onderdanen. Hij bedoelde dat echt letterlijk en bezocht alle delen van zijn rijk met enige regelmaat. Ook zijn zoon en beoogde opvolger Filips moest er aan geloven. In 1549-'50 stuurde hij kroonprins Filips op kennismakingstournee door de Nederlanden. Grote evenementen werden dit in Brussel, Antwerpen en Maastricht. Utrecht gaat ook nog wel; daar had men flink uitgepakt. Amsterdam komt er in dit rijtje wat magertjes naar voren. Besteedt Utrecht nog 2610 Vlaamse ponden, Amsterdam gaat niet verder dan £590. Utrecht nodigt dan ook de kunstenaar Jan van Scorel uit, terwijl Amsterdam het met Cornelis Anthonisz denkt te kunnen klaren.

Wat Amsterdam op het niveau van Jan van Scorel te bieden had was diens vijfluik in de Oudekerk. Dat is dan ook wereldberoemd en Philips en zijn gevolg zijn daar dan ook behoorlijk door geïmponeerd toen ze daar een mis bijwoonden. Overigens was alleen het middenpaneel van Van Scorel, de tweezijdige zijpanelen van Maarten van Heemskerck. Het werk heeft de Beeldenstorm niet overleefd; wat bewaard bleef waren twee kopieën. Filips bracht in zijn gevolg een keur aan Spaanse edelen mee. Wie ook mee reisde was de toen 16-jarige Willem van Oranje. Willem was aan het hof van Karel V opgevoed en deelde menige gebeurtenis met de zes jaar oudere Filips. Zij scheepten in Spaarndam op 1 oktober 1549 in op een klein oorlogsschip, een roeibaardse, en voeren het IJ af richting Amsterdam. Om op het stadhuis te komen moest het scheepje het Damrak opvaren.

Voor die gelegenheid waren de drie bruggen over het Damrak uitbundig versierd. Op de Nieuwebrug was een allegorische voorstelling met de Havengod en de God der Winden. Heel toepasselijk aan het open havenfront. Op de Oudebrug prijkte Neptunus op een schelp die door een span paarden werd voort getrokken. Hij werd geflankeerd door Ceres en Amalthea. Op de Papenbrug werd de prins 'verwelkomd' door de Stedenmaagd die op haar beurt geflankeerd werd door de IJgod en de Amstelnymph. Het aanmeren was zeker de minst feestelijke gebeurtenis. Het scheepje moest terzijde van de stinkende vismarkt aanmeren om op de Plaetse te komen en vandaar lopend naar het stadhuis. Om dat toch iets feestelijks te geven was op de wal een erepoort opgericht waar het gezelschap onderdoor liep. Die poort vond men zó geslaagd dat die nog zes weken bleef staan. Al die tijd hadden een aantal vaste kraampjes geen standplaats waarvoor geldelijke compensatie volgde.

Helemaal voor de pret komt Filips niet naar de rits steden. Het is gebruikelijk dat een nieuwe landsheer de geldende privileges nog een keer bevestigt en zo gebeurt op 2 oktober 1549 ook in Amsterdam. Dan neemt de kersverse burgemeester Joost Buyck Filips de eed af. Dat moet een zure aangelegenheid voor Filips zijn; Amsterdam daalt in de waardering van de Habsburgers. Het wordt steeds moeilijker om geldt los te troggelen van die koopliedenregering in Amsterdam. Die stad is net iets té belangrijk om te negeren, maar Alkmaar wordt bijvoorbeeld overgeslagen. Het zou overigens nog tot 1555 duren eer Filips II daadwerkelijk zijn koningschap aantrad.

Verbeterhuis

In de 17de eeuw kreeg de stad Amsterdam strafinrichtingen ter beschikking voor mensen die een vergrijp pleegden. Voor die tijd werden mensen verbannen, verminkt of ter dood gebracht. Die instellingen waren niet alleen gescheiden naar geslacht maar ook naar de zwaarte van het vergrijp. Iedereen kent wel het Rasphuis voor mannelijke delinquenten en het Spinhuis voor hun vrouwelijke soortgenoten. Veel minder bekend is de derde mogelijkheid, het Verbeterhuis voor lichtere vergrijpen. Het stond aan de stadsgrens tussen Lijnbaansgracht en schans. Vandaag vindt u hier de huisnummers 131-141 op de Weteringschans. Bijzonder aan het Verbeterhuis is dat het gerund werd door een particulier.

Die tweedeling in de zwaarte van de straffen ontstond pas gedurende de 17de eeuw. In 1694 kocht de stad een failliete textielfabriek en verkocht het fabrieksgebouw door aan twee 'betermeesters' om dit in te richten tot verbeterhuis. Het stond tussen de Weteringpoort en het Weteringbolwerk. In januari 1695 deed de eerste onvrijwillige bewoner zijn intrede: een jongeman die door zijn stiefvader met goedkeuring van de schepenen naar het verbeterhuis verwezen was, op kosten van die stiefvader. Weldra volgden meer en als die door de stad ingebracht werden, was dat voor kosten van de stad. Het was dan wel een particulier gebeuren maar de stad was toezichthouder. Talrijk zijn de misstanden die door de toezichthouder ontdekt werden of hen via klachten bereikten. Keer op keer werden de richtlijnen aangescherpt tot in 1718 de hele onderneming weer door de stad teruggekocht werd en er een huurder in gezet werd. Dat verbeterde nauwelijks, de misstanden bleven voorkomen. Als een delinquent de betervader niet welgevallig was, liet deze hem/haar 'ontsnappen'. Er werd geslagen, er werd misbruik gemaakt van vrouwelijke inwoners en in 1809 nam de betermeester ontslag, verhuisde naar Maarssen om een eigen vebeterhuis te stichten en nam drie inwoners mee. een vierde ontsnapte en reisde hem achterna.
Onder Frans bewind kwam er een einde aan de gebrekkige organisatie, kwam het verbeterhuis onder toezicht van het College van Regenten over de Gevangenissen'. Het kreeg toen voor 't eerst het karakter van een 'Huis van Bewaring'. De leiding kwam in handen van overheidspersoneel. In 1825 werd het Rasphuis verbouwd zodat in de extra capaciteit de bewoners van het verbeterhuis opgenomen konden worden. Al snel daarna werd ook het Rasphuis opgeheven en verhuisd naar de nieuwe penitentiaire inrichting aan de Weteringschans. Het Verbeterhuis werd in 1830 - inculief de lap grond ter weerszijden - voor een schijntje verkocht. Het bleef braak liggen tot dit deel van de Weteringschans in 1868 bebouwd werd met woningen. Ter plaatse van het Verbeterhuis kwamen de huisnummers 131-139. Herman Misset maakte in 1906 een aquarel van dit huizenblok, voordat de eerste huizen alweer gesloopt werden om vervangen te worden door chiquere. De aquarel ziet u linksonder en wat er voor in de plaats kwam rechtsonder.

Alle afbeeldingen bij dit item: Stadsarchief Amsterdam, voor de aquarel: ©Erven Misset

Column: Lysbeth Philips, de vrouw achter Rem Bisschop

waalfjarig Bestand. Het is 1617. Bij gebrek aan oorlog en een tegenstander beginnen de Hollanders elkaar weer de koppen in te slaan. Er waren twee kampen ontstaan die dezelfde god aanbaden, dezelfde bijbel lazen, zich allebei Protestants noemden en toch niet met elkaar door één deur konden. De kampen heetten Rekkelijken en Preciezen óf Arminianen en Gomaristen óf Remonstranten en Contra-Remonstranten. Pas als duidelijk wordt wie de grote aanvoerders zijn van de bewegingen zal blijken dat het niets met geloof van doen had maar met machtspolitiek. De Rekkelijken volgden de Libertijnse factie in de Staten van Holland. Die werd gedomineerd door Amsterdam en die stad vond een bruikbare woordvoerder in de landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt. Die was in een competentiestrijd verwikkeld met Prins Maurits die van onnozele tiener opgegroeid was tot de doortastende stadhouder en kapitein-generaal met de grote successen in de oorlog op zijn naam. Als vanzelf, om de oude vos dwars te zitten, koos Maurits voor de Preciezen, de Contra-Remonstranten. Niet dat hij zo gelovig was en zo streng in de leer..., een grotere hoerenloper en schuinsmarcheerder hebben de Oranjes niet voortgebracht.

Rem Bisschop was Remonstrant. Hij had zich omhoog gewerkt van zoon van een kleermaker tot zeer succesvol - dus steenrijk - koopman. Hij was getrouwd met Lysbeth Philips, dochter van een naar het noorden uitgeweken Gentse notaris en een Amsterdamse moeder. In Amsterdam waren de belangrijke kooplieden bijna zonder uitzondering Libertijns, ze wilden zo weinig mogelijk inmenging in hun zaken en al helemaal geen belemmeringen daarbij.

Deze lange inleiding was nodig om duidelijk te maken waarom op zondag 19 februari 1617 zich een opstootje ontwikkelde voor het huis van de Bisschops. In 1617 was de strijd tussen de kampen aan 't omslaan in het voordeel van de Contra-Remonstranten en het gepeupel zag - na een ophitsende preek in de kerk - zijn kans schoon die rijke stinkers eens mores te leren. De oproerkraaiers forceerden de deur en sloegen alles kort en klein. De bewoners konden ternauwernood vluchten. Geen schutterij te bekennen!
Het jaar erop werd Rem Bisschop uitgenodigd door de schepenen om tekst en uitleg te geven over zijn activiteiten voor de Remonstrantse beweging. Rem verscheen niet maar zijn vrouw Lysbeth. Die nam nooit een blad voor de mond en ook deze keer niet. "Mijn man zal hier alleen verschijnen na de verzekering van de Heren dat hij niet vastgezet zal worden. Ik heb hem dringend aangeraden uit Amsterdam weg te blijven en als u dat niet zint neemt u mij maar gevangen. Eerder dan dat u mijn man gevangen zet zult u mij vastzetten. Ik geef zelfs eerder mijn leven". Hoe dit uitging vertelt de geschiedenis niet maar geen van beiden werd in hechtenis genomen.
Een tweede staaltje van haar grote mond en evengrote moed leverde zij bij de arrestatie van een verboden prediking door de Hoornse predikant Dominicus Sapma. Toen deze gekneveld werd als een misdadiger sprong zij in de bres en eiste op hoge toon dat hij onmiddellijk losgemaakt moest worden. Zij stelde zich garant dat hij niet zou vluchten en voor de Heren zou verschijnen als dat nodig was. Zó overtuigend dat dit inderdaad gebeurde.

Na het overlijden van Rem Bisschop doneerde Lysbeth ƒ2000 voor de bouw van een eigen Remonstrantse kerk.

Er is iets raars aan de hand met de spaarzame documentatie en illustraties rond dit thema. Bisschop had zijn fortuin gemaakt in Koningsbergen en had bij zijn terugkomst in Amsterdam in 1605 een perceel grond gekocht van Laurens Jansz. Spiegel, gelegen 'over de Jan Roodenpoortstoren'. Dat was een stuk grond aan de buitenkant van het Singel, dat net in 1584 bouwrijp gemaakt was. Daar bouwde Rem voor zijn gezin een woonhuis: waar 't Luypaert in de gevel stond. Dat huis kennen we en dat heeft nu huisnummer 138. Dat perceel is inderdaad benoorden de Bergstraat zoals de prent hiernaast zegt. Op de prent wordt het huis echter bezuiden de Bergstraat gesitueerd.
Er klopt nog meer niet aan de prent. Het getroffen huis heeft duidelijk classicistische trekjes, een stijl die zo'n 40 jaar later pas via Van Campen doordringt in Amsterdam.
Tot overmaat van ramp noemt Wikipedia 318 als huidig huisnummer van 't Luypaert. Dat huis staat wel ten zuiden van een steeg: de Romeinsarmsteeg, maar het is nauwelijks 'over de Jan Roodenpoortstoren' te noemen. Het zal dan ook wel een verschrijving zijn van 138.
De Beeldbank doet ook een duit in 't zakje en toont twee prenten van dezelfde gebeurtenis, maar één daarvan betreft de brand in de glasblazerij naast de Regulierspoort die ook de poort in de as legde. Op die ene toren na die er nu nog als Munttoren staat. Die brand was overigens een jaar later: 1618.

Prent: Stadsarchief Amsterdam

YouTube

Carol de Vries speurde YouTube af naar alles wat met (Oud-)Amsterdam te maken heeft en daar pikken wij er af en toe eentje uit die u zou kunnen interesseren.

Klik het titelscherm om te starten

Amsterdamse hofjes: het Bussenschuthofje

Bussenschuthofje 
door Adrie de Koning en Jos Mol

Inleiding
Bij alle tot nu toe beschreven hofjes was er altijd wel een relatie met een bepaalde geloofsrichting. We lieten meerdere hofjes voor rooms-katholieken, doopsgezinden, gereformeerden, hervormden, evangelisch luthers, enzovoorts, de revue passeren.
Over een hofje voor Joden is maar heel weinig te vinden. Toch had Amsterdams een Joods hofje, namelijk het Bussenschuthofje, dat ook wel geschreven werd als Busschenschuthofje of Hofje Bussenschut.

Foto's: Stadsarchief Amsterdam

Ligging en ontstaansgeschiedenis 
Het Bussenschuthofje was gelegen aan de Rapenburgerstraat. In deze straat waren diverse Joodse instellingen gevestigd, zoals het Nederlands Israëlitisch seminarium op 175-179, het opperrabinaat op nummer 173, het Nederlands Israëlitisch meisjes weeshuis op 169-171, het studiehuis van de Asjkenazische gemeente Beit ha-Midrasj Ets Chaim op nummer 109 en het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis op nummer 9. En tussen al deze gerenommeerde instellingen was er dus een schamel Joods hofje.
Het hofje is tussen 1738 en 1741 ontstaan op het achtererf van het pand Rapenburgerstraat 157. Het hofje heeft daarbij de huisnummers 123-155 gekregen. Op dat achtererf was een aantal piepkleine huisjes gebouwd. Via een naast nummer 157 gelegen steeg waren deze bereikbaar. In 1741 kwam dat pand met alle bouwsels op het achtererf via een executie-verkoop in het bezit van de Regenten van het College van de Weeskinderen der Hoogduitsche natie. Het werd echter niet, zoals te verwachten was, een weeshuis, maar er bleven zeer arme Joodse gezinnen wonen. Begin 19e eeuw woonden er 36 Joodse huurders. Uit het Stadsarchief valt op te maken dat er rond 1850 onder meer drie zussen, Roosje, Schoontje en Saartje Salomon, woonden. Aan het begin van de 20ste eeuw waren er nog 22 krotwoningen aan het kleine binnenplaatsje. Deze werden al gauw daarna onbewoonbaar verklaard. In 1930 is het hofje dan ook gesloopt.

Naamgeving
Waar zou de naam Bussenschut eigenlijk vandaan komen? Schut kennen we in de betekenis van een sluis waar schepen werden geschut, maar het komt ook voor in het woord geschut. En bussen kennen we in vele vormen, bijvoorbeeld melkbus of brievenbus. Maar het woord bus zit ook in buskruit. En in Amsterdam was een Bushuis, aanvankelijk op de plek van het latere Oost-Indisch Huis, waar het wapenarsenaal van de stad was opgeslagen.

Waarschijnlijk geeft de nog altijd aanwezige gevelsteen, die boven de ingang van het toegangspoortje was aangebracht, de beste aanwijzing. Daarop is namelijk een kanon te zien met daarbij een persoon, waarschijnlijk een kanonnier, met de tekst Anno 1597. Dus aannemelijk is dat we het in de richting van buskruit moeten zoeken. Maar het jaartal op de gevelsteen ligt wel zo'n 150 jaar vóór het jaar waarin het hofje ontstaan zou zijn. Dat is wel verklaarbaar, want ver vóór de bouw van het hofje, was er op die plaats een kruitfabriek en een opslagplaats voor buskruit van de VOC. En om het nog ingewikkelder te maken, de erven waarop het hofje gebouwd werd, zijn deels eigendom geweest van ene Harmen Bussenschut. En zijn naam paste dus goed bij de vroegere bestemming. Het hofje zal dus daarom zijn naam hebben gekregen.

Foto: VVAG

Terugblik
Dit hofje lijkt, in tegenstelling tot de meeste andere hofjes, niet vanuit een oogpunt van liefdadigheid voor geloofsgenoten ontstaan. Het was meer een verzameling huisjes op een aan het oog onttrokken achterterrein. En misschien was er zelfs wel enige gĂȘne binnen de Joodse gemeenschap over het bestaan van het hofje, want er is zo weinig over bekend dat het wel haast lijkt of het een beetje verzwegen werd.

Deze week honderd jaar geleden

Donderdag 16 januari 1919 - De Minister van Binnenlandse Zaken bezoekt Amsterdam om de administratieve organisatie van de Burgerwacht te inspecteren. Het Kabinet houdt serieus rekening met Bolsjewistische aanslagen in Nederland en wil dat de Burgerwacht paraat is.
De Vrijwillige Burgerwachten zijn in 1918 opgericht als para-militaire organisaties met juist dat doel: voorkomen of bestrijden van - in navolging van de Russische Revolutie - organiseren van revoltes en aanslagen. In Amsterdam zetelde de Vrijwillige Burgerwacht op Singel 548, het huis dat we kennen als het Huys Huydekoper.
Dit huis sneuvelde in de Tweede Wereldoorlog toen een op het Carlton Hotel neerstortend vliegtuig dit huis meenam. Het was daarna zozeer beschadigd dat het afgebroken werd. Toen zetelde nog steeds de Burgerwacht. Later werd het perceel door buurman Spaarbank voor de Stad Amsterdam opgekocht en kwam er het modernistische gebouw dat er vandaag nog staat.
De Vrijwillige Burgerwacht is opgegaan in de Amsterdamse Vrijwillige Politie.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Donderdag 16 januari 1919 - Het bestuur van de Gemeentelijke ziekenhuizen wordt onder de verantwoordelijkheid van B&W geplaatst.

Vrijdag 17 januari 1919 - De Gemeenteraad neemt zonder discussie en stemming het voorstel van B&W over om een academisch ziekenhuis te bouwen. Het zou iets anders lopen. In 1925 kreeg het Wilhelminagasthuis de status van academisch ziekenhuis en begon een bouwcampagne om het aantal klinieken en lesgebouwen uit te breiden. Opvallend is de zelfstandigheid van het AZ; het wordt een zelfstandige rechtspersoon, los van de universiteit maar ook van de overige gemeenteziekenhuizen, dus van B&W.
De voornoemde bouwcampagne betekent het einde van het Buitengasthuis ofwel Pesthuis. Dat is al sinds de opening van het Wilhelminagasthuis geen ziekenhuis meer, maar in gebruik bij Hulp voor Onbehuisden. In 1937 werd de sloop afgerond.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oude afleveringen

Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2019. De keuze 2014 t/m 2018 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.

2014 2015 2016 2017 2018 wk01 wk02 wk03 wk04 wk05 wk06 wk07
wk08 wk09 wk10 wk11 wk12 wk13 wk14 wk15 wk16 wk17 wk18 wk19
 

Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave