|
Tot
het moment dat Pizarro 1527 in Tumbez voet aan wal zette hadden de Inka's
door vele veroveringen hun rijk uitgebreid tot het kustgebied van Equador
tot in Chili, reikend tot in de Andes (zie kaart).
Het was een agrarische gemeenschap van hoge beschaving, strak georganiseerd
en met grote welvaart. Zij werkten wel al met het decimale stelsel maar
kenden geen schrift. Alle communicatie gebeurde mondeling via een stelsel
van goede wegen. De Inka was de hoogste autoriteit in het rijk. De opvolging
was wel erfelijk maar het was wel mogelijk dat uit de kinderen de beste
gekozen werd. Dit is dan ook meteen de basis voor veel onderling geruzie en
zelfs burgeroorlogen.
|
Hadden zij maar niet zoveel goud en zilver gehad!! Het had nota bene voor hen
nauwelijks betekenis, anders dan een heilig icoon. Goud was het zweet van de
zon (=god) en zilver de tranen van de maan. Een lap goed geweven stof was
duurder omdat er veel meer arbeid voor verricht was. Het zou nog even duren
voor zij begrepen dat het goud was wat de Spanjaarden begeerden.
|
Van
de tweede expeditie keerde Pizarro terug met rijke buit. Hij begon ervan
doordrongen te raken dat het fabeltje van El Dorado wel eens werkelijkheid
kon zijn. Hij vertrok in 1529 naar Spanje om koning Karel I van Spanje
(=keizer Karel V) zijn diensten aan te bieden bij een groots opgezette
expeditie op zoek naar meer goud. Karel, krap bij kas, rust na drie jaar
eindelijk een legertje van 183 man uit. Pizarro zal ongetwijfeld
teleurgesteld geweest zijn maar accepteerde wel omdat hem, na slagen, het
stadhouderschap over de nieuwe provincie beloofd werd.
In 1532 landde hij opnieuw in Tumbez en ging op weg naar Cajamarca. Hierbij
kon Pizarro aanschouwen wat de eerdere bezoeken van Europeanen teweeg
gebracht hadden. Onbekende ziekten als griep en pokken, meegebracht door
Spaanse soldaten, hadden in de drie verstreken jaren een ware slachting
aangericht. Bovendien werd het land geteisterd door een burgeroorlog over de
opvolging van Huyana Capac. De beide zonen Atahualpa en Huascar bestreden
elkaar de troon. De eerste werd gesteund door het leger en behaalde de
eindoverwinning maar het land was verzwakt.
|
Daar
stond Pizarro met zijn 183 weliswaar zwaar bewapende soldaten tegenover een
talrijk volk dat met gemak een leger van minimaal 20.000 man op de been kon
brengen. Ze legden hem echter geen strobreed in de weg maar bleven hen
alleen in de gaten houden. Waarom de op zich bepaald niet zachtzinnige
Inka's dit lieten gebeuren is al eeuwen een bron van gissen en
waarschijnlijk schuilt het antwoord in de Inkacultuur zelf. Ze
waren hevig geïmponeerd door alle onbekende zaken die zij voor het eerst
aanschouwden, zoals witte bebaarde mannen in metalen kleding (harnassen),
paarden, kanonnen, vuurwapens, kruisbogen en zwaarden. Pizarro had al eerder
van Cortez vernomen wat het effect hiervan was en buitte dat volledig uit.
Bovendien stond er de doodstraf op angstuitingen van zijn soldaten. Hier
kwam dus een klein legertje dat onoverwinnelijkheid uitstraalde. In
Noord-Amerika heeft dat nooit geïmponeerd, hier bij de Inka's wel.
|
Waartegen
de Inka's ook niet opgewassen bleken was liegen en bedriegen. Pizarro liet
de meegenomen tolken bij elke ontmoeting overbrengen dat hij met de beste
bedoelingen en in vrede kwam en dat hij graag de hoogste leider wilde
ontmoeten. Aangekomen in Cajamarca zocht Pizarro bivak op het grootste plein
van de stad en stuurde hij een delegatie ruiters naar het paleis met de
uitnodiging Pizarro te bezoeken.
|
Vanaf
nu speelden de Spanjaarden blufpoker
met hun leven als inzet. De ruiters probeerden met hun paarden ontzag in te
boezemen, Pizarro liet een deel van zijn manschappen zich met de kanonnen
verschansen in de om het plein liggende gebouwen. De volgende dag kwam
Atahualpa inderdaad op bezoek onder begeleiding van 5000 man, maar
ongewapend! De Inka's dachten te kunnen imponeren met prachtige tooien,
veren en zich met goud en juwelen te behangen. Pizarro gaf Atahualpa de kans
zich te bekeren tot het Christendom maar die begreep dat niet of weigerde
botweg. Dat
was het sein tot de afslachting van 5000 ongewapende burgers en
gevangenneming van Atahualpa. Deze bood een losgeld in de vorm van het
vullen van zijn gevangeniscel met goud en Pizarro stemde toe. Van alle
hoeken van het rijk werd in de volgende maanden goud en zilver aangevoerd en
werd naar overlevering 5.000kg goud en bijna 10.000kg zilver overhandigd met
een geschatte huidige waarde van € 40 miljoen. Pizarro liet na vier
maanden Atahualpa alsnog vermoorden en voerde de buit af. |
Na
de uitschakeling van het regerende Inkahoofd werden alle
kroonpretendenten successievelijk uit de weg geruimd en de hoofdstad
Cuzco ingenomen. Een grote rooftocht begon en van 1533 tot 1540 werd
al het goud en zilver dat te vinden was verzameld en omgesmolten tot
makkelijk te vervoeren baren. In deze 7 jaren verdween 181 ton goud en
16.800 ton zilver naar Spanje, zoveel dat er in Europa grote problemen
op de financiële markt ontstonden. De bevolking van naar schatting 7
miljoen zielen decimeerde - mede door de door de Spanjaarden geïmporteerde ziekten - in
diezelfde periode tot een half miljoen en de volgende decennia
verminderde dat aantal nog verder door onmenselijke slavenarbeid in de
goud- en zilvermijnen.
|