weekblad-logo

week 27-2021

Fotoquiz snelste

De snelste met het juiste antwoord op de foto van vorige week was Kees Huyser. De nieuwe opgave komt dan ook van hem. Hij stuurde een foto die sommigen direct herkennen. Kees mikt natuurlijk op deelnemers uit de andere kant van de stad, om ze eens lekker aan 't zoeken te zetten.

De vraag is:

Over welk water kijken we uit?

Duidelijk een kruising van water; als u weet welke kruising worden we heel blij.

Waar hoort het torentje of koepeltje rechts bij?

Oplossingen via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Dat dit niet de Oudezijds Voorburgwal 324 kon zijn, was iedereen wel met ons eens. Marike Muller had er een doorwaakte nacht (ook vanwege de muggen) voor over om uit te vinden wat het dan wel was. Alle grote fabrieken in de stad trok ze na en bij de Wester Suikerraffinaderij was het raak. De ramen en zelfs de roedeverdeling kloppen. Nu afwachten of de Beeldbank ook overtuigd is. Wat ons betreft: chapeau Marike.

Foto's: Stadsarchief Amsterdam
Helemaal onderaan reclamebord WSR waarop Marike paard-en-wagen van Van Grasstek net ziet wegrijden (afb.Wikipedia)

Goede oplossingen kwamen van Kees Huyser, Anneke Huijser, Aschwin Merks, Anthony Kolder, Adrie de Koning, Robert Raat, Arjen Lobach, Ria Scharn, Marike Muller, Mike Man, Nils Wernars, Han Mannaert, Peter Waagen, Ton Brosse, Hans van Efferen, Otto Meyer, Harry Snijder, Hans Olthof,

Fotoquiz: Paul's keuze

De keuzefoto's betreffen deze week een locatie binnen de Singelgracht.

Wat is hier een hoop gebeurd! Aan u de volgende vragen:

Waar is dit?
Hoe heet de steeg links?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing: Kees' keuze

Daar heeft Kees ons aardig bij de neus gehad, vanwege nog nooit gehoord van de kunstenaar van deze beeldhouwwerken. Dat was namelijk Gerrit Jan van der Veen. Gehoord heeft elke Amsterdammer wel degelijk over deze verzetsheld, maar mogelijk is natuurlijk dat niet iedereen weet dat het ook een verdienstelijk beeldhouwer was (op de foto staat hij rechts). Tussen twee haakjes: de reliëfs bevinden zich aan een woonhuis op de Stadionkade 42-43, hoek Watteaustraat (arch.Co Franswa).

Foto's boven: Kees Boas
Foto links: Stadsarchief Amsterdam
Onder: Street View

Goede oplossingen kwamen van Kees Huyser, Anneke Huijser, Arjen Lobach, Anthony Kolder, Ria Scharn, Ton Brosse, Aschwin Merks, Hans van Efferen, Otto Meyer, Marike Muller, Mike Man,

Heeft u ook een opvallende foto gevonden?

Laat ons meegenieten en stuur hem naar de redactie. Het onderwerp kan zich zowel binnen als buiten de Singelgracht bevinden. Wij verwachten wel een niet alledaags beeld dat ook niet-buurtbewoners wel eens op het netvlies kregen. Graag via deze link en alléén via deze link a.u.b. Blijf sturen!

Fotoquiz Wat? Waar?

Er stonden wat te veel teksten en namen op de foto; een paar moesten we verwijderen.

Dat zijn:

Aan welke kade staan de huizen aan de overkant?
Welke steeg zien we midden op de foto?

Het huis rechts van de steeg heeft een Middeleeuwse geschiedenis.

Waar is het lage huis een restant van?

Laat het ons weten via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

In de Leidsestraat, hoek Keizersgracht 508 staat dit woon-/winkelhuis uit 1881dat sigarenverkoper Arie Blaauw liet bouwen door architect Adrianus Cyriacus Bleijs. Die kent u misschien beter als de architect van de Sint Nicolaaskerk, die heel wat consequenter van stijl is dan dit samenraapsel van stijlen dat welwillend als eclecticisme wordt aangeduid. Bleijs begon zijn carrière op het bureau van Pierre Cuijpers.
Blaauw wilde in het 300ste geboortejaar van de dichter Pieter Cornelisz Hooft een statement maken door een plaquette met borstbeeld van de Belgische beeldhouwer Eduard Colinet boven de deur te laten aanbrengen.

Op beide friezen boven de etalages stoeien een groot aantal blote peuters met tabak. Arie Blaauw verkocht immers sigaren en nog meer dat met tabak te maken had. De gipsafgietsels zijn gesigneerd F. Leonhard H. de Fernelmont uit een Belgische familie van beeldhouwers en architecten, ook uit de stal van Cuijpers. In de beide bogen die de etalageruiten boven afsluiten zien we sluitstenen met de initialen AB die natuurlijk die van Arie Blaauw zijn. De gotische bekroning van het torentje boven de erkers had Bleijs linea recta van zijn vroegere werkgever Cuijpers overgenomen.
In 1904 legde Bleijs zijn tekenpotlood neer en werd ambtenaar in Den Bosch. Zover we weten had hij in zijn loopbaan alleen katholieke bouwsels neergezet of voor katholieke opdrachtgevers gewerkt.
Blaauw woonde zelf 'boven de zaak' en hij had die verdiepingen hard nodig voor zijn elf kinderen. Toen hij het pand in 1900 verliet werden de verdiepingen kantoorruimtes.

Dit alles neemt niet weg dat we hier naar een rijksmonument (#2628) kijken. Vooral het feit dat het geheel zo gaaf gebleven is, wordt geroemd.

Foto: Stadsarchief Amsterdam
Onder: 020apps.nl

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Anneke Huijser, Kees Huyser, Anthony Kolder, Ria Scharn, Robert Raat, Mike Man, Annemieke Bastin, Marike Muller, Nils Wernars, Otto Meyer, Ton Brosse, Aschwin Merks, Hans van Efferen, Wim Huissen, Hans Olthof,

Met de camera op pad...

Toegegeven, we hadden wel een fraaier plekje op kunnen zoeken. Dit is dan ook een foto die speciaal voor de quiz gemaakt is.

De vragen zijn:

In welke straat staat de fotograaf?
Wat is de oorspronkelijke functie van het gebouwtje met de boogramen?

Oplossingen graag via deze link

Foto: webmaster

Foto van vorige week

 

Het blurren van het straatnaambord heeft niet kunnen verhullen dat er een flink lange naam op staat. Er staat namelijk 'Haarlemmer Houttuinen' maar het pand is Korte Prinsengracht 5. Aan dat korte stukje gracht vindt u deze mix van woonhuizen tussen enorme pakhuizen. Ook George Breitner zag het fotogenieke van het pand, getuige onderstaand vooraanzicht. Het is namelijk onvervalste Hollandsche Renaissance in de stijl van Hendrick de Keyser, alhoewel die al zo'n dertig jaar dood was toen dit pand gebouwd werd.

Foto's: Stadsarchief Amsterdam

Foto achter de link: VVAG

 

 

In het pand is een gevelsteen ingemetseld met de afbeelding van een bebaarde man met een kastoor op. De tekst luidde

  D OVDEN
AMSDAMER

maar dat vond degene die in 1966 de steen opknapte en opnieuw polychromeerde wat cryptisch. Hij kalkte in hanepoten van letters een nieuwe tekst op de steen.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Steen en info: VVAG

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Kees Huyser, Anthony Kolder, Anneke Huijser, Robert Raat, Ria Scharn, Mike Man, Han Mannaert, Nils Wernars, Adrie de Koning, Ton Brosse, Aschwin Merks, Hans van Efferen, Otto Meyer, Wim Huissen, Marike Muller,

Hulp gezocht... maar niet gekregen

 

 

Inderdaad biedt deze foto te weinig aanknopingspunten om hem te kunnen lokaliseren. Misschien dat iemand dat later nog voor elkaar krijgt.

Laat ons uw suggestie alsnog weten via deze link

en dan nog even over...

 

...de Haarlemmerpoortkerk. Een beetje vergeten geraakte kerk, geopend in 1904, laatste dienst 27 juni 1965 en gesloopt in 1966-'67. Zoals gezegd een doleantenkerk (Gereformeerde Kerk). U zag vorige week de voorkant in de Planciusstraat en hiernaast de achterkant aan de Smallepadsgracht. Het is moeilijk een foto van deze kerk te vinden. De foto die wij u vorige week konden laten zien is dan ook enigszins uniek.
In de kerk stond een orgel van Hermanus ter Hart uit 1860. Ter Hart was een orgelbouwer in de Bloemstraat/Jordaan met een niet al te beste naam. Het orgel werd in 1891 geplaatst in de (Geformeerde) Keizersgrachtkerk, eveneens van Tjeerd Kuipers. Toen Kuipers de Haarlemmerpoortkerk bouwde verhuisde het orgel van de Keizersgracht naar de Planciusstraat. Voor deze gelegenheid werd het uitgebreid. Bij de sloop van de Haarlemmerpoortkerk verhuisde het orgel naar Amsterdam-Noord waar een nieuwe Gereformeerde kerk werd geopend: De Ark Noord, nu PKN.

Foto (detail): Stadsarchief Amsterdam

YouTube: Sloop vishal Geldersekade

 

In 1939 werd de vishal op de Nieuwmarkt op de kop van de Geldersekade gesloopt. De visafslag was allang verdwenen naar de De Ruijterkade en deze hal werd tot nu gebruikt door de pluimveehandel.
Het is een kort filmpje van goed een minuut.

Klik de afbeelding om te bekijken

redactioneel

Amsterdam zorgt goed voor zijn inwoners

In 1660 stond er wat te gebeuren in Amsterdam. Het stadsbestuur had besloten de uitleg, die een begin had gemaakt van de grachtengordel, verder af te maken. Schilder Jan Wijnants posteerde zich op de noodwal die de Derde Uitleg tijdelijk afsloot en keek naar het noorden (pijl). Hij had de brug voor de Wijde Heisteeg en Huidenstraat in het vizier. Kijk hoe ongelofelijk hoog de bruggen toen waren. Alles voor het scheepvaartverkeer dat toen veel belangrijker geacht werd dan het landverkeer. Hoe een geladen kar over zo'n brug kwam, was van minder belang. Had je toen ook al cargadoors, bruggetrekkers?

Jan Wijnants kan niet beschuldigd worden van overdrijving. Ook andere schilders en tekenaars legden dit soort bruggen vast. Wat bijzonder is aan Wijnants' schilderij zijn de voorbereidingen voor de bouw van de Cromhout-huizen op Herengracht 364-370. Dat gaan de fraaiste halsgevels worden die Vingboons in Amsterdam zal bouwen. Vier gevels in classicistische ordening met natuurstenen bekleding. Links tussen de bomen staat een vracht hout klaar om de bouw te beginnen. Op de kaart van 1625 is er nog een open plek. In 1662 zijn de huizen klaar en in datzelfde jaar wordt de Herengracht doorgetrokken naar de Vierde Uitleg. Op diezelfde kaart wordt het uiterlijk van de brug nog eens bevestigd. Nummertje 140 op het kaartje staat voor Huydestraet en 115 voor Heysteegh.

Schilderij: Cleveland Museum of Art

Op het schilderij is ook te zien dat er al langer werk gemaakt werd van bomen langs de grachten. Dat begon einde 16de eeuw en resulteerde in de benoeming van een stadshoutvester, Herman Barentsz. Hij zag er op toe dat de grachten, voor zover ruim genoeg om bomen te planten, massaal beplant werden. In de Jordaan waren enkele grachten die niet geschikt waren: de kades langs de Goudsbloemgracht waren te smal en de Looiersgracht en Passeerdersgracht waren door de industrie er langs te smerig om bomen te laten groeien.
De bevolking moest opgevoed worden op het behoud van bomen; er stonden flinke straffen op het beschadigen van bomen. Jonge bomen kregen ter bescherming een houten koker (afbeelding). Op het laatste stukje van de Herengracht aan de binnenkant, net nog op het kaartje van 1625, waren de bomen gerooid omdat de Herengracht ter plaatste pas verbreed was.

In de 17de eeuw waren de grachten beplant met linden: "soete lucht, cieraet en plaisantie". De hele eeuw was dat de meest geplante boom tot eind 17de eeuw de iep om de hoek kwam kijken. In nog een eeuw werden alle linden vervangen door een speciaal gekweekte iep die het beter in een stedelijke omgeving deed. Tot in de 20ste eeuw de iepenziekte een eind aan de 'hegemonie' maakte en men op zoek ging naar een resistente soort.
In de loop der eeuwen zijn in Amsterdam miljoenen bomen geplant en menig bezoeker aan de stad verbaasde zich over de planmatigheid van de aanplant. Dat had de stad zich tot taak gesteld en dat doet ze nog steeds...

In 1592 hakte de stad de knoop door en stelde een aantal stratenmakers aan die in opdracht van de stad de bestrating aanlegden en onderhielden. Het begin van het stedelijk stratenmakersbedrijf zoals dat vandaag nog steeds bestaat. Voordien bestelde een aanwonende zo'n vakman om zijn eigen straatje te leggen wat natuurlijk een lappendeken tot gevolg had. De bestrating (en de eventuele wallenkant) was de verantwoordelijkheid van de aanwonende en ook na 1592 werd de bestrating verhaald op die aanwonende.
Van verhoogde trottoirs was nog geen sprake maar wel van een smalle strook wegdek in een andere soort materiaal waar makkelijker op te lopen was dan op kinderkopjes (kasseien), namelijk gele waalsteentjes. Daarlangs lag een iets verdiepte geul voor afvoer van regenwater zodat er geen plassen ontstonden.
De bestrating was onderdeel van het 'fabriecks-ambt', zoals het nu nog deel uitmaakt van PW.

Afbeelding: KOG

Straatverlichting was er altijd wel geweest in Amsterdam. Niet dat het veel om 't lijf had; een walmende oliepit zat verborgen in een stevige stenen armatuur (afb.) die de helft van het licht tegenhield. Maar alles beter dan niets. Een aantal weken terug schreven we al over het initiatief van Jan van der Heijden met zijn gepatenteerde lantaarn die rondom licht strooide, zelfs naar beneden. Ook die taak nam de stad op zich en vertrouwde die niet toe aan een particuliere onderneming. Ook hierin was de stad koploper in Europa...

Het stadsbestuur ging er van uit dat ze een plezierige en nuttige omgeving voor de inwoners moest scheppen om daarmee de beste vooruitzichten voor een bloeiende economie te creëren. Als ze daarbij iets over het hoofd zagen, trokken burgers wel aan de bel en wonder boven wonder werd daar vaak naar geluisterd. Er werden zelfs grote kostbare werken uitgevoerd om de omstandigheden nóg gunstiger te maken. Wanneer een steeg zo smal was dat wagens en koetsen de bocht niet konden maken, kocht de stad het hoekpand en sloopte het om de bocht te verruimen. Niet alleen de 19de-eeuwse verkeersdoorbraken tonen het belang dat de stad in goed verkeer stelde. Ook in de 17de eeuw werden zulke projecten aangepakt, zoals de Sint Luciënsteeg medio 17de eeuw verbreed werd omdat het een belangrijke verkeersader geworden was. Aan de gesloopte zijde ontwierp Philips Vingboons een rij van 9 nieuwe huizen die in 1652 gebouwd werden voor de verkoop om de kosten te dekken. De nieuwe huizen werden veel hoger dan de oude en leverden alles bij elkaar meer woonruimte op dan gesloopt was. Echt veel beter was de doorstroom niet geworden; de rest van de steeg bleef bij het oude. De gesloopte huizen waren eigendom geweest van het Burgerweeshuis die op andere manier schadeloos gesteld werd.
Een andere manier om de verkeersstroom te leiden, was het eenrichtingverkeer zoals in de Pijlsteeg en Halsteeg ingevoerd werd.

Tussen bovenstaande regels door zult u gelezen hebben dat de stad al dat werk wel voor de burgers uitvoerde, maar niet voor niets. Dat deden ze niet door een greep in de schatkist te doen, maar verhaalden de kosten op degene die het meeste profijt had en voor de rest uit algemene middelen. Die werden gevoed door belastingen en die liepen in de 17de eeuw hoog op. Belastingvlucht is geen nieuw fenomeen; ook toen het buitengebied in de 17de eeuw veiliger werd, trokken veel Amsterdammers weg uit de stad. Zij waren het ook die zich het felst verzetten tegen uitbreiding van de stad of van zeggenschap over een steeds bredere strook 'stadsvrijheid'.

In het verleden wezen wij u al meerdere keren op de site Amsterdams Verleden van Ilja Mostert. Ook al is Ilja al jaren geleden voor een baan in Zeeland de stad uitgetrokken, zijn site bleef in de lucht en schijnt ook onderhouden te worden. Hij behandelde de besognes van Amsterdammers die in dit domein zelden aan de orde komen. Kijk dus ook eens daar...

Alle afbeedingen bij dit stuk komen uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam, tenzij anders vermeld

Column: Doe mij maar Brugge -2

ie vriend van mij, Peter Onderdelinde (Leentje Polder was zijn eerste vrouw en Catalijne van den Bossche zijn tweede), woont, zoals ik zei, in Brugge. Catalijne of Caatje, zijn vrouw, is geboren in Amsterdam; haar grootvader Daniël was een Vlaming. Haar vader Hugo, die trouwde met een Amsterdamse, was een rasverteller, studeerde op ouwe stukken over het oude Amsterdam en wist deze te vertalen of onder de aandacht te brengen middels kleine lezinkjes. Caatje heeft dezelfde interesses als haar opa, is gek op Amsterdam, maar kon een tijdelijke baan krijgen in Brugge en bleef daar aan Peter hangen. Caatje heeft een tweelingzus, genaamd Trijntje, die in de van Oldenbarneveldstraat 59 in Amsterdam woont, vlakbij het Kinderbadhuis aan de Frederik Hendrikstraat. Ik mocht zolang blijven als ik wilde, dus ik besloot nog een weekje rond te hangen in Brugge en wellicht wat andere Vlaamsche Stedekes en schoonheden te bezichtigen.
‘Overmorgen komt de tweeling,’ lachte Peter, ‘Caatje en Trijntje.’ Ze vulden elkaar halverwege hun lange zinnen voortdurend aan, zodat je hoofd op het hoofd van een tafeltennistournooitoeschouwer begon te lijken, maar ze keken zo schalks en vertelden zulke smeuïge edoch leerzame anekdotes, dat je ze graag vergaf.

Ze kwamen met de trein en in de late ochtend gingen we gevieren bij Peter in de straat aan de ‘Vlaamsche Wafels met Tripelbier’ en ’s middags natuurlijk naar ’t Frietkot. Daarna nestelden wij ons op Peet’s zonnige binnenplaats en genoten van de door hem zelfgemaakte ‘Belgische Bapas’ (Biertapas).

Trijntje en Caatje vonden het erg interessant dat ik zo geïnteresseerd was in Oud Amsterdam. Dat hadden zij en hun ouders en grootouders ook. ‘Momenteel ben ik prentekes aan het schieten van een aantal fraaise badhuizen in Amsterdam en verzamel ik plezante anekdotes daarover,’ zei Trijntje. ‘Ja, we woonden vlakbij zo’n badhuis, een kinderbadhuis aan de Frederik Hendrikstraat,’ vulde Caatje aan. ‘Het staat er nog steeds maar ernaast zetten ze dan een oerlelijke Albert Heyn neer.’ ‘Ik was er laatst even binnen,’ zei Trijntje,’ en zag nog een oud bord aan de muur…, wacht…, ik heb een kiekje gemaakt.’ ‘Leuk,’ riepen we met zijn allen, ’lees voor, Trijntje!' (lees hieronder wat er op het bord staat).
We genoten van de oude richtlijnen. Ach wat veranderen tijden en opvattingen toch snel. Het was een schone en welbestede middag.

‘Een groep van veertig jongens of veertig meisjes, uitmakende de helft van twee klassen, onder begeleiding van hunne geleiders of geleidsters, de ingang doorgaande, komen in het wacht- en speellokaal, waar zij zoo lang vertoeven, totdat zij in het aangrenzend ontkleedlokaal kunnen worden toegelaten. In dit ontkleedlokaal gekomen, scharen de kinderen zich langs de aldaar geplaatste zitbanken, allen met het gelaat naar den muur, en, op bekomen commando, ontkleeden zij zich tot op het laatste kleedingstuk, hunne kleederen ophangende aan kapstokken, die langs de vier wanden van het lokaal zijn aangebracht. Op een gegeven teeken van hunnen geleider of hun geleidster begeven de kinderen zich in een rij achter elkander, loopende op een linoleumkleed, naar de douchezaal en plaatsen zich tusschen de zitbanken en de douchekabinetjes. De geleider of geleidster plaatst zich in het midden der zaal in de onmiddellijke nabijheid van twee zogeheten mengkranen, geeft een commando en de kinderen, hun laatste kleedingstuk op de zitbank neerleggende, plaatsen zich onder de douche, waarna de mengkranen langzaam worden omgedraaid en eerst warm, geleidelijk overgaande in koud, en daarna weder warm water uit de douche stroomt. Naar gelang van het jaargetijde wordt de temperatuur van het water geregeld. Elk kind heeft onder zijn bereik een schoone handdoek of baddoek, benevens voldoenden voorraad zeep om zich verder te reinigen. Daarna treden de kinderen uit de kabinetjes, kleeden zich met het afgelegde kleedingstuk en begeven zich in eene rij naar het kleedvertrek, waar zij zich onder toezicht en zoo noodig met eenige hulp van geleiders of geleidsters verder aankleeden, om, na eenigen tijd in het wachtlokaal te hebben gemarcheerd en gespeeld, weder schoolwaarts te gaan. Tijdens het ontkleeden, baden en weder aankleeden, is een andere groep van veertig kinderen het wachtlokaal binnengekomen, die het ontkleedlokaal door de eene deur binnengaan op hetzelfde oogenblik, dat de gebaad hebbende kinderen door de tweede deur in het speellokaal terugkomen.Op deze wijze geregeld, rekent men dat, na eenige oefening, een groep van veertig kinderen vijftien à twintig minuten voor het baden noodig heeft en dus honderdtwintig tot honderdzestig kinderen per uur een bad kunnen nemen. De inrichting, vijf uur per dag geopend zijnde gedurende vijf dagen per week, kan aan drieduizend tot vierduizend kinderen per week een bad verstrekken.’

Voormalig badhuis, het Amstel-Badhuis, gebouwd in een opvallende stijl. De guirlandes op het fries onder het dak noemt men neo-Lodewijk XVI elementen. De frontons boven de vensters geheel links en rechts zijn eerder (neo-)classicistisch. Voordat de stad zuidwaarts uitbreidde stond ongeveer hier de herberg Berebijt, een populaire uitspanning. Het badhuis, bedoeld voor een chique clientèle, ontwikkelde zich in de loop van de tijd tot een geneeskundige badinrichting, hoewel de basis nooit werd verlaten. In 1892 kreeg het een inrichting voor pneumatische en koudwaterbehandeling, een elektrisch bad en een pension. Architect van de verbouwing was P.J. de Kam. In 1902 werd het pand getroffen door een brand; na restauratie ging het badhuis in 1903 weer open. Het badhuis heeft het vervolgens tot ongeveer 1920 volgehouden. In 1921 kwam er een tearoom, en in 1926 de showroom van autohandel Dirk van der Mark. Het Nieuws van den Dag schreef in mei 1883: De bouw van het bastionvormig huis op den hoek van Amsteldijk en Jan van der Heijdestraat, trok reeds eenigen tijd van menigeen de aandacht. Dat het geen gewoon woonhuis zou worden, deed de eenigszins grillige stijl, waarin het uit rooden en gelen baksteen opgetrokken werd, wel vermoeden. Nu het voltooid is, wijst het opschrift in den gevel: «Amstel Badhuis» tevens zijne bestemming aan, en, naar hetgeen wij er, bij een bezoek dat wij er brachten, van zagen, belooft het volkomen aan die bestemming te zullen beantwoorden. Alles is even luchtig en ruim, zoowel in het sousterrein, waar zich de machine-en droogkamers bevinden, als op de verschillende étages waar de badkamers voor dames en heeren, wachtkamers, lees- en restauratiezalen aangetroffen worden. Op de 1e verdieping zijn twaalf zeer ruime badkamers voor heeren, de meeste ook voor stortbaden ingericht, en een smaakvolle wachtkamer met buffet. Deze kamers loopen rond een cour, dat zijn licht van boven ontvangt en, met tropische planten en gewassen gesierd, eene aangename plek zal zijn om vóór of na het bad eenigen tijd te vertoeven. Een gelijk getal even doelmatig ingerichte badkamers voor dames, waarnevens eveneens een smaakvol gestoffeerde wachtkamer, en daarnaast weer een parfumerie- en kapperswinkel, bevinden zich op de 2e verdieping. Deze komen allen uit op een balcon dat van boven het cour omgeeft. De 3e verdieping, evenzeer toegankelijk voor dames als voor heeren, telt drie zalen en suite, die voor conversatie-, lees- en restauratiezalen zijn ingericht, en in de rondte waarvan, evenals langs de wachtkamers, een balcon loopt, dat een prachtig gezicht op den Amstel aanbiedt. De eigenaars en ondernemers, de heeren P.W. Meijs en L.D. Speelman, hebben kennelijk geen kosten gespaard om dit gebouw, uit- en inwendig, aan het doel waarvoor het bestemd is te doen beantwoorden, en zoowel de Heer F. de Koster, die de machinerieën en toestellen leverde, als de Heer C.H. Cossa die voor de geheele inwendige stoffeering der zalen zorgde, hebben eer van hun werk. De toegang tot de badkamers is voor dames en heeren afzonderlijk. Voor de eersten op den Amsteldijk, voor de laatsten in de Jan van der Heijdestraat. Zoowel met den tram als de havenstoombootjes is deze inrichting uit het centrum der stad gemakkelijk te bereiken; terwijl eindelijk naar wij vernamen het tarief zeer matig is gesteld. Wij behoeven wel niet te zeggen, dat wij de oprichting van binnen- en buiten-badhuizen met groote ingenomenheid begroeten, en wanneer er zoovele kwamen dat wij ons over geen enkelen vuilen, viezen stadgenoot meer te schamen hadden, dan zou waarlijk een onzer idealen verwezenlijkt zijn.

 

Oplossing raadplaat week 25

De eendjes zwemmen in de Vogelbuurt t.w. in de Eendenstraat, hoek Adelaarsweg.
Er staan daar nog meer vogelbeelden van beeldhouwer Frans Werner (zie onder).

Goede oplossingen kreeg ik van Anthony Kolder, Anneke Huyser, Otto Meyer, Mike Man, Jos Mol en Ton Brosse

 

 

 

Nieuwe raadplaat

voor week 27

Van welk bekend gebouw maakt dit deel uit?

Als u denkt het antwoord te weten, meld het ons via deze link

Deze week honderd jaar geleden

Maandag 4 juli 1921 - Als vervanger voor Samuel de Wolff - die drie weken na installatie tot gemeenteraadslid verder voor de eer bedankte - wordt voor de SDAP benoemt Johannes Andries van Zutphen (1863-1958). Van Zutphen was enigszins omstreden omdat hij in 1918 naast Troelstra had gestaan toen die in november van dat jaar zijn revolutie afkondigde. Maar hij was ook een gevierd vakbondsman die in de ANDB voor sanatoria streed in de strijd tegen tuberculose... en dat bleef langer hangen. Dat vakbondswerk nam hem zo in beslag dat hij in 1923 zou bedanken voor herverkiezing.
Van Zutphen was wel een karakter, emotioneel, hart op de tong en fel op wat hij belangrijk vond: eerlijke behandeling van het werkvolk. In 1894 ontpopte hij zich tot stakingsleider die een incidenteel stakinkje tot een landelijke uitbouwde waar meer dan 10.000 diamantwerkers aan deelnamen. Dit succes was de aanleiding tot de oprichting van de ANDB, samen met Henri Polak.

Lees meer bij het BWSA

Donderdag 7 juli 1921 - Opening badhuis Andreas Bonnstraat.
In 1920 ging De Miranda's badhuizenplan van de gemeentelijke dienst WSBZ van start. Er werden zeven badhuizen gebouwd naar ontwerp van PW-architect A.J. Westerman. Doel was om in elke buurt een badhuis neer te zetten en dat lukte ook aardig.
Vanaf 1933 was het volgens bouwvoorschrift verplicht dat elke nieuwbouwwoning van een douche voorzien werd. In het topjaar 1956 bezochten 1,9 miljoen Amsterdammers een gemeentelijk badhuis. In de 1980-er jaren werden ze weer een-voor-een gesloten.
Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oude afleveringen

Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2020. De keuze 2014 t/m 2020 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 wk01 wk02 wk03 wk04 wk05
wk06 wk07 wk08 wk09 wk10 wk11 wk12 wk13 wk14 wk15 wk16 wk17
wk18 wk19 wk20 wk21 wk22 wk23 wk24 wk25 wk26 wk27 wk28 wk29
 

Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave