weekblad-logo

week 41-2020

Fotoquiz snelste

De snelste met het juiste antwoord op de foto van vorige week was Erwin Meijers. De nieuwe opgave komt dan ook van hem. U ziet op deze foto in het midden een groot bankgebouw met fronton en links daarvan zusterlijk nog een bankgebouw. Beide banken uit een tijd dat nog niet elke kleine bank opgeslokt was door of gefuseerd met en grote moloch. Het interesseert niet zozeer welke banken hier gevestigd waren, wij willen simpelweg de adressen weten.

Wat zijn de adressen van beide bankgebouwen?

Oplossingen via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

De quizfoto van Ria betrof de panden Herengracht 330-336 waarbij - gelijk met de nieuwbouw van het achterstaande kantoorgebouw - de gevels van de nummers 334 en 336 gehandhaafd bleven maar daarachter vernieuwd werden. Men vond de twee kleine pandjes rechts daarvan niet de moeite van het bewaren waard en dus verscheen daar de nieuwbouw van 330-332, zoals uit onderstaande recente foto te zien is. Die is redelijk gematigd gebleven, alleen een lijst had niet misstaan.
En dan de reeks hints die wij bij de opgave op u los lieten. Op de recente foto hieronder ziet u het volledige pand 338 dat een lange geschiedenis heeft, maar wat in dit geval voor ons interessant is, is het feit dat zich hier in 1954 Financierings Mij. Texel vestigde en met nr.338 ook de nrs. 330-336 mee kocht. Mij. Texel was het die 330-336 liet slopen en herbouwde wat nu zichtbaar is. Zie ook de vogelvluchtopname van Google Maps.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Foto onder: amsterdamsegrachtenhuizen.info

Erwin had het iets makkelijker dan de overige deelnemers. Hij houdt zich immers dagelijks bezig met alle grachtenhuizen in Amsterdam, niet alleen die aan de hoofdgrachten. Dan is alleen nog die herinnering aan deze rij zeer verschillende huizen nodig en daar helpt zijn eigen boek een handje, zoals hij zelf toegaf. Neem ook eens een kijkje.

Goede oplossingen kwamen van Erwin Meijers, Robert Raat, Arjen Lobach, Adrie de Koning, Mike Man, Jos Mol, Bert Brouwenstijn, Anneke Huijser, Anthony Kolder,

Fotoquiz: Ton's keuze

De keuzefoto's betreffen locaties buiten de Singelgracht.

Ton Brosse vond deze foto op de Beeldbank en zag daar wel een leuke quizvraag in. Hij isoleerde de installatie van de achtergrond om er geen weggevertje van te maken. De vraag is:

Waar/wat is dit?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam (de fotograaf hoort u volgende week)

Oplossing: Wim's keuze

In 1847 werden er plannen ontwikkeld om nieuwe begraafplaatsen buiten de stad aan te leggen. Het streven was al een tijdje om geen overledenen meer binnen de Singelgracht te begraven. In 1860 kwam de Westerbegraafplaats gereed en in 1864-'66 werd tegenover de Muiderpoort de Oosterbegraafplaats aangelegd waarvan de quizfoto de ontvangsthal laat zien. Dat deze begraafplaats geen lang leven beschoren zou zijn wist men in 1864 ook wel maar het gebrek aan ruimte buiten de Singelgracht liet de stad geen keus. Voor meer ruimte waren een aantal annexaties nodig. Het ontwerp van de begraafplaats en het gebouw is van Van Niftrik. Er werden tot 1894 108.061 personen begraven; toen opende de Nieuwe Oosterbegraafplaats en de Watergraafsmeer. De begraafplaats was vanaf die dag alleen voor eigenaars van een graf toegankelijk. In 1910 werd een gedeelte van de graven geruimd om de bouw van het Koninklijk Instituut voor de Tropen mogelijk te maken en de rest werd in 1956 geruimd om het Oosterpark groter te maken en uitbreidingen van het Tropeninstituut mogelijk te maken.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Kees Huyser, Jos Mol, Ria Scharn, Mike Man, Maaike de Graaf, Harry Snijder, Otto Meyer, Bert Brouwenstijn, Robert Raat, Adrie de Koning, Anneke Huijser, Peter Makkes, Anthony Kolder,

Heeft u ook een opvallende foto gevonden?

Laat ons meegenieten en stuur hem naar de redactie. Vanaf 2020 moet het onderwerp zich juist buiten de Singelgracht bevinden. Wij verwachten wel een niet alledaags beeld dat ook niet-buurtbewoners wel eens op het netvlies kregen. Graag via deze link en alléén via deze link a.u.b. Blijf sturen!

Fotoquiz Wat? Waar?

Deze keer eens een recente foto, maar wel nog steeds binnen de Singelgracht. De vragen zijn:

Hoe heet de ophaalbrug?
Over welk water ligt de ophaalbrug?
Hoe heet het water op de voorgrond?

Laat het ons weten via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Op deze foto ziet u een aantal straten, een plein en een kade die o.a. op het voormalige kazerneterrein van de Oranje-Nassau zijn aangelegd, inclusief nieuwbouw van woningen. Het echtpaar achter de kinderwagen loopt op de Alexanderkade, links daarvan het Johanna Termeulenplein en rechts de Singelgracht en de Mauritskade.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Ron Huissen, Kees Huyser, Ria Scharn, Robert Raat, Adrie de Koning, Annabelle Parker, Harry Snijder, Otto Meyer, Herman Schim van der Loeff, Jos Mol, Bert Brouwenstijn, Hans Goedhart, Mike Man, Anneke Huijser, Anthony Kolder,

Met de camera op pad...

Weer zo'n oudje. De vragen zijn:

Hoe heet het vaarwater waar we over kijken?
Hoe heet de brug in beeld die over dit water ligt?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Foto van vorige week

 

 

De brug op de voorgrond is opgenomen in de steiger die van de Haringpakkerij naar de Nieuwe Stadsherberg voert. Dat was o.m. de plek waar een aantal veren naar de overkant van 't IJ vertrok.
De brug in de achtergrond ligt over de Martelaarsgracht en heette Spaarndammerbrug. Vooral de naam van de brug zal sommigen wat zoekwerk opgeleverd hebben maar het resultaat is prime in orde.
De foto is de helft van een stereo-opname van Pieter Oosterhuis van rond 1856.

 

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Nils Wernars, Ria Scharn, Robert Raat, Adrie de Koning, Otto Meyer, Ria Scharn, Jos Mol, Harry Snijder, Mike Man, Anneke Huijser, Anthony Kolder, Onno Boers,

Hulp gevraagd...

Opnieuw een niet/gelokaliseerde foto in de Beeldbank. Helaas is de foto bewogen en daarom zijn de teksten op het linker pand niet te ontcijferen. Het middelste pand is rijkelijk voorzien van ornamenten en ondanks het feit dat het neo lijkt, zal dit pand niet zo snel gesloopt zijn. Achter het pand is iets zichtbaar dat op zo'n raamwerk lijkt waarop in de beginjaren van de telefoon de lijnen op bevestigd werden.
Wanneer u de foto in de Beeldbank opent ziet u onder 'geografische aanduiding' Prins Hendrikkade 22-25 staan. Daar hoeft u niet te zoeken, dat klopt niet of het moet een Prins Hendrikkade in een andere stad zijn (en die zijn er!).

Waar is dit?

U kunt de foto weer klikken voor een grotere foto in de Beeldbank.

Laat het ons weten via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Hulp gevraagd... en gekregen

Ook de familie Thirij was goed te volgen op hun tocht langs vele vestigingen in de stad.
Michel Antoine werd in 1822 geboren in Luik; hij liet zich inschrijven als hoedenmaker en bij deze inschrijving is later de specialisatie "stroo" toegevoegd. Thirij trouwt de Amsterdamse Geertrui Goosen en ze krijgen 4 kinderen. In 1850 wordt de enige zoon Anthonius Jacobus Hendricus geboren die zijn vader opvolgt in de hoedenfabriek. Hij is het die op de Lauriergracht 3 gaat wonen en dat is ook het pand van de hulpvraag.
De familienaam komt ook in het Amsterdamse archief veelvuldig als Thiry voor maar of dat familie is, weten wij niet. Zij komen oorspronkelijk weliswaar ook uit België maar dan uit Glons, een dorp net over de grens bij Maastricht. Ook in die familie komen fabrikanten van strooien hoeden voor.


Hulp kwam van Paul Graalman, Maaike de Graaf, Anje Belmon, Anneke Huijser,

en dan nog even over...

De Beeldbank heeft voor deze hulpvraag Zoekplaatjes.nl ingeschakeld, die na lang zoeken dan toch met een antwoord is gekomen. Eerst de administratie: het adres van deze leegstaande winkel was Korte Houtstraat 6. Dan het drama dat hier achter schuilt: het was de woning van Mozes Caransa, zijn vrouw Mietje van den Berg en hun jonge kinderen Daniël en Sonja. Mozes stond met een kar met punaises, zeep, wolwit, suikergoed, zakjes blauw, tandpasta, speelkaarten, lucifers, enz. op de Waterloopleinmarkt. Zijn vrouw bestierde de winkel met vergelijkbare waren, ook wel omschreven als huishoudelijke waren. Het gezin Caransa stond op de transportlijst van het 14de transport dat uit Westerbork naar Sobibor op 1 juni 1943 vertrok, zie link. Op die lijst staan 3006 personen (https://www.sobibor.org/nl/transport-14/). Bij aankomst op 4 juni 1943 in Sobibor werd vrijwel iedereen meteen vergast. Na de oorlog bleek Jules Schelvis de enige overlevende te zijn van dit transport (https://nl.wikipedia.org/wiki/Jules_Schelvis). Hij schreef in 1993 het standaardwerk Vernietigingskamp Sobibor.

 

De site joodsmonument.nl beheert een speciale pagina over Mozes Caransa (foto) en zijn gezin.

Antoon Bosselaers op de site van Zoekplaatjes.nl: "Voor mij zonder meer het meest indrukwekkende zoekplaatje in mijn 16 jaar van zoekplaatjes."

redactioneel

de trekschuit, de intercity van de 17de eeuw  -2

Het voorbeeld en het succes van de Haarlemmer trekvaart gaf aanleiding tot navolging. Geen enkele van de volgende trekvaarten werd volledig gegraven zoals de Haarlemmer. Men maakte zo veel mogelijk gebruik van grote en kleine rivieren, ringvaarten van poldertjes en bestaande kanalen. Alleen als een doorsteek nodig was, werd er gegraven. Ook werden niet altijd de kosten gelijk verdeeld over de verbonden steden; sommige hadden meer profijt van de verbinding en droegen een groter deel bij in de kosten. De eigenlijke vertrekpunten in Amsterdam lagen altijd aan de rand van de stad en als service werden reizigers hoogstens vanuit het centrum daar naar toe gebracht. Populair was bijvoorbeeld herberg De Berebijt aan de Amstel.

In 1638-‘39 werd de Weespertrekvaart gegraven, d.w.z. van de Amstel bij de Omval volgde de route de Ringvaart van de Watergraafsmeer die in 1629 was drooggemaakt. In de buurt van Diemen werd een doorsteek gemaakt tot Diemerbrug waar de trekvaart zich in twee delen splitste: één naar Muiden, de Muidertrekvaart die in 1640 gereed kwam, en één naar de ringvaart van de Bijlmermeer (eveneens 1629), dan via het riviertje de Gaasp, het gekanaliseerde stroompje het Smal Weesp en de Vecht om Weesp te bereiken. Naar Weesp waren dagelijks vier afvaarten.

Op de tekening van Gerrit Lamberts van het jaagpad en Zandpad bij Weesp t.h.v. herberg De Roskam (1817).

Van beide verbindingen vanaf Diemerbrug was alleen de Muidertrekvaart (7,2km) volledig gegraven.  Het jaagpad langs de trekvaart werd rond 1650 breder gemaakt zodat er ook landverkeer over kon. Toen kwam er ook een tol op het pad. Zowel de opbrengsten van het veer als van het tol werden keurig verdeeld over de steden die het aangelegd hadden; het tol werd later verpacht. Afgezien van het veer startte op 1 juni 1639 ook een beurtveer, maar dit had niet het monopolie op vrachtvervoer, zoals de trekschuit dat op personenvervoer wel had.
In 1641 werd deze verbinding verlengd tot Naarden, de Naardertrekvaart, die in zes weken werd gegraven voor een recordbedrag van ƒ240.000 dat deels door Amsterdam betaald werd. Er waren dagelijks vier afvaarten met trekschuiten die steeds door twee paarden werden getrokken. De Joodse gemeenschap in Amsterdam was blij met deze verlenging omdat in Muiderberg in datzelfde jaar 1642 een begraafplaats was aangelegd voor de Asjkenazim. De doden konden vanaf dat moment met pramen vervoerd worden.

Door het verloop van de route rond de Watergraafsmeer vertrok de trekschuit vanaf de oostelijke Amsteloever, eerst bij de Leprozengracht, na de Vierde Uitleg bij de Nieuwe Achtergracht en begin 18de eeuw bij herberg De IJsbreker (tekening links).
Soms had de aanleg van een trekvaart grote gevolgen voor de omgeving, zoals voor het gehucht Diemerbrug dat een knooppunt werd in de Gooise verbinding. Inwoners van Diemen verhuisden naar dit knooppunt voor werk of handel en toen in 1652 een grote brand een deel van Oud-Diemen in de as legde volgden nog eens honderden stadgenoten. Diemen kwam geheel in de schaduw van Diemerbrug te staan. Bij elke brug ontstond wel een buurtschap met winkeltjes, werkplaatsen, een hoefsmid of paardenstalling.
De trekschuit zag liever zo weinig mogelijk bruggen. Voor de brug moest de jaaglijn meestal ingenomen en de trekschuit door de brug geboomd worden.
Begin 19de eeuw werd een deel van de verbinding met Weesp verbreed tot de Keulsche Vaart die in 1892 weer opgenomen werd in het Merwedekanaal wat nog later het Amsterdam-Rijnkanaal werd.

Op de tekening van Gerrit Lamberts de vertrekplaats van de veren op Diemen, Weesp, Muiden en Naarden op de Amstel bij de herbergen Lokhorst en de IJsbreker.

Vanaf 1626 voerde Amsterdam onderhandelingen over verbetering van de vaarroute naar Utrecht. Het werd een gecompliceerde onderneming die overleg vereiste met de Staten van Utrecht voor elk deel van die route die over Utrechts grondgebied voerde, wat ook onderweg enkele malen gebeurde. Wanneer precies de eerste trekschuit tussen beide steden voer wordt ons onthouden. De vaarweg is dermate gecompliceerd dat we met een kaartje volstaan. De vaarroute was eerder voor vrachtvervoer per schietschuit geschikt dan dat er een regelmatige passagiersschuit voer. Deze schietschuiten hadden hun vertrekpunt in het Singel bij de Raamsteeg. Het is wel denkbaar dat er incidenteel schietschuiten met passagiers voeren. De aankomstplek in Utrecht was buiten de Weerdpoort, het vertrekpunt in Amsterdam verhuisde weer enkele malen, begon in het Rokin t/o de Nadorststeeg, verhuisde naar de Achtergracht en tenslotte naar herberg De Berebijt. Uiteraard waren er veel stopplaatsen onderweg en dat begon al bij Het Kalfje. De route was lang en van stapvoets jagen was geen sprake. Er werden dagelijks 3 tochten gemaakt waarvan één keer met twee paarden die in draf een snelheid van zeker 10 km/uur haalden. Ook de andere tochten werden in draf gemaakt maar een enkel paard kwam net tot 7 km/uur. De tocht duurde dan 7 uur. Een der vaarten vertrok om 9 uur in de avond en dat betekende dat men ’s morgens vroeg in Utrecht aankwam, zo men wenste uitgeslapen na een nachtrust op door de schipper in het ruim uitgestrooid stro.

Het vrachtveer met schietschuiten voer elke werkdag (dat was toen inclusief zaterdag) en steeds met twee paarden. Als het vaarwater dichtgevroren lag regelde de veerdienst vrachtkarren die over de weg naar Utrecht reden.
Van alle betrokken partijen kwamen een keer per jaar de gecommitteerden in een kantoor aan de Drecht bij elkaar om de rekeningen te vergelijken en een eerlijke verdeling van de opbrengsten uit te rekenen.

Op de tekening de ligplaats van de trekschuiten in de Achtergracht.

In 1658 kwam eindelijk de trekschuitdienst op Gouda op gang, na jarenlang onderhandelen en gesteggel. Gouda was helemaal niet van plan 50% van de kosten te dragen, hoogstens 50% van de inkomsten te innen. Ze lieten wel een landmeter opdraven om de vinger aan de pols te hebben bij de aanleg van verbindende delen van de route. Haarlem was een notoire stoorzender bij deze onderhandelingen, teruggrijpend op oude overeenkomsten uit 1606 met o.a. Gouda die Haarlem tolgelden opleverden. Het octrooi voor de aanleg kwam in 1656 waarbij Haarlem zoveel obstakels had bedongen dat alleen kleine passagierstrekschuiten gebruik konden maken en alle vrachtverkeer verplicht was de oude route via het Spaarne te gebruiken. Een en ander hield in dat voor de dienst speciale trekschuiten gebouwd werden van ruim 15 meter lang. Na bijna 20 jaar soebatten voer op 18 april 1658 de eerste trekschuit naar Gouda. Op een punt van de route werden de jaagpaarden met een speciale schuit overgevaren naar de andere oever.

Op de prent de aanlegplaats van de trekschuiten voor herberg 't Amsterdamse Veerhuis in Gouda.

De dienst omvatte twee vaarten per dag, één in de vroege morgen en één om 8 uur ’s avonds. In de winterperiode (nov-feb) alleen die ’s avonds. Er was aanvankelijk ook een middagdienst maar die verviel in 1734. De tocht duurde 8 uur en dat alleen maar door de tussenstops zo snel mogelijk af te werken. Het tarief bedroeg 15 stuiver (incl. tol in de Drecht) en iedereen die in de roef wilde zitten (max. 4 personen) betaalde 12 stuiver extra. Daar kwam nog wat bij; als men wilde slapen huurde je een kussen voor 2 stuiver. De handbagage was wel gratis maar voor al het stukgoed dat meegenomen werd, moest betaald worden. Goudse blekerijen waren vaste verwerkers van Amsterdams wasgoed, dat met de trekschuit vervoerd werd. Omdat elke trekschuit op zijn tocht tegenliggende collega’s ontmoette, had de trekschuit twee masten en er bestond een heel protocol wie waar en hoe voer bij passeren. Jaarlijks werden vanaf 1658 zo’n 30.000 reizigers vervoerd, een aantal dat begin 18de eeuw langzaam afnam tot net de helft.

Op de tekening de aanlegplaats van het Goudse veer aan de Pijpenmarkt. Uiteindelijk was De Berebijt de logische vertrekplaats.

Al in 1666 werden op aandringen van Gouda toch vrachtscheepjes toegelaten op de route. In 1823 kwam door inmenging van koning Willem I de exploitatie van de vaarroute aan het Heemraadschap Amstel en Nieuwer-Amstel. De route werd verbreed voor grotere vrachtschepen (geregelde pakschuitdienst) en Amsterdam en Gouda werden gecompenseerd voor derving van inkomsten. Die inkomsten waren toen al gezakt tot zo’n ƒ3500. Met een compensatie van ƒ2500 voor gemiste tolgelden maar de instellingen van een nieuw tol aan de Gouwsluis kwam Gouda er het beste af.

Natuurlijk kwamen er ook naar het noorden trekschuitverbindingen. De reis begon op de IJ-oever en later de Stadsherberg, het IJ over naar het Tolhuis en daar overstappen op een korte veerdienst naar Buiksloot (boven links). Dan te voet de Waterlandse Zeedijk over waar aan de andere kant diverse trekschuiten gereed lagen (boven rechts). We zullen eens zien of we in de komende tijd die allemaal eens uitpluizen. Leest u voorlopig nog even de betreffende passage over de Noord-Hollandse veren in de PDF over de beurtvaart pp.45-47.

In de tweede helft van de 17de eeuw ontstond een waar netwerk van trekschuitverbindingen. Alle steden in Holland werden op de ene of de andere manier met elkaar verbonden en kon men van daar overstappen op andere diensten die je in alle uithoeken van het gewest brachten. Eén der belangrijkste was die tussen Haarlem in Leiden (1657) die uiteindelijk Den Haag, Delft en Rotterdam bereikbaar maakte.
Internationaal kreeg dit stelsel veel aandacht en de lovende vermeldingen in diverse reisverslagen zijn talrijk. Amsterdam was door zijn explosief toenemende belangrijkheid als wereldstad de spin in dit web. Het hoeft geen betoog dat de snellere transportmiddelen als de (post)koets de trekschuit steeds concurrentie aandeed (2x zo snel!) maar de genadeklap kwam medio 19de eeuw door de komst van de trein.

Alle afbeeldingen komen uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam, tenzij anders aangegeven.

Column: Daan & Daan -23

lke woensdag is het vaste pret bij Opa Daan de beeldhouwer en Oma Matilde de taartologe zoals de vaste theobakkerlezers en -lezeressen weten. Dan komen Kleine Daan en zijn vriend Jelle op visite en soms haakt Oom Gijsbreght efkes aan. Het gaat altijd over Good Old Mokum, vaak toegespitst op gevelbeelden en kunst en de historie daaraan verbonden. Meestal gaan ze daarna op pad om nieuwontdekte gevelbeelden te bezichtigen en op de gevoelige plaat te leggen. Al die wederwaardigheden komen in het Mokumlogboek van Kleine Daan, vergezeld van fotootjes, waarvan er één wordt uitverkoren als Raadplaat van de Week. Ook de moderne kunst ontbreekt niet, maar,….de postmodernisten zijn gewaarschuwd, waardeloze prulkunst waarvan het publiek moet huilen en/of suïcidaal wordt, komt op de zwarte lijst van Groep Daan.

Jelle was die woensdag erg enthousiast over zijn nieuwste boekwerken. ‘Ik heb thuis een paar fotoboeken over Amsterdam. Maar ik vond gisteren ook nog deze….’ ‘Gevonden?’ ‘Ja, er is een buitenbieb een paar straten hiervandaan, zo’n paal met een glazen kastje erop. Je mag er gewoon een boek uitpakken en je kan er ook boeken bijzetten.’ Jelle liet het boek zien. Het heette: ‘Gevelstenen in Amsterdam’  en het was geschreven door Dhr. Van Woerden.  Met zijn vijven bladerden ze erin en af en toe klonk er een vrolijke kreet als iemand een plaat herkende.

Oma Matilde had een plan.

‘Luister, zei Oma, ‘ik ga vandaag mee en jullie fietsen achter Opa en mij aan. Ik wil jullie ook een buitenbieb laten zien….een hele bijzondere. Zonder deurtje ervoor.’ De mokumofiele aanwezigen waren erg nieuwsgierig, wat zou Oma bedoelen, en regenen die boeken dan niet nat? Opa scheurde met zijn Cantaatje met Oma als bijrijder door de straten en Jelle, Daan en Oom Gijsbreght fietsten er achteraan. Ze hadden niet eens de tijd om naar de daggevels te kijken, daar ging het te snel voor. In de Lootsstraat bij huisnummer 34A, zette Opa op aanwijzingen van Oma zijn vervoermiddel even half op de stoep. ‘Nou,…waar is nu die bieb?’ Oma had de grootste schik. ‘Zoekt en gij zult vinden,’ debiteerde ze met olijke oogopslag. ‘Maar geen boeken meenemen,….want dat gaat deze keer niet, ha ha ha….’ Oom Gijsbreght ontdekte het als eerste. Hoog  in de gevel zaten zo’n tweehonderd boeken geklemd alsof het om een grote boekenkast ging, en ja, ze waren weerbestendig, want het waren geen échte boeken, het handelde hier om een kunstwerk. ‘De boeken zijn van keramiek en de titels van de boeken refereren aan de straatnamen van de Loots-buurt, straatnamen die zijn vernoemd naar bekende schrijvers.’ Het was een gezellig gezicht de vijf Groep Daan-lieden te zien wijzen naar de namen en ze te horen praten over de schrijvers en hun boeken. ‘Kijk, daar, een boek van Loots, en daar een boek van van Lennep.’ Oma vertelde dat zij het kunstwerk van Sanja Medič een erg leuk kunstwerk vond, met name omdat zij gek op lezen was en al die schrijvers had gelezen. Het was een leuke en leerzame middag.

Raadplaat voor deze week:

Waar zonnebaden deze heerlijke dieren?
Wat hebben ze op hun ruggen?
Wat gebeurt er ’s avonds met ze?
Wat gebeurt er als je je fiets stalt in het gebouw?
Wie maakte deze fraaie diertjes?

Als je alle antwoorden weet, stuur ze dan naar mij via deze link

Oplossing vorige aflevering

Goede oplossingen kreeg ik van
Jos, Otto, Adrie, Mike, Harry, Anneke  en Hans

Victor was een Egyptenaar die leefde rond 230 na Christus. Hij diende als officier in het Romeinse leger in Marseille. Victor had zich tot het christendom bekeerd en dat had gruwelijke consequenties. De Romeinen eisten van elke onderdaan de erkenning van de staatsgodsdienst. Daarin werden meerdere goden vereerd, zoals Jupiter, Venus, Mars, Neptunus e.a. Christenen met hun geloof in  één God werden als een gevaar gezien voor de stabiliteit van het Romeinse rijk en als gevolg daarvan werden de Christenen tijdens het bewind van keizer Maximianus vervolgd. Victor kwam desondanks openlijk voor zijn christelijk geloof uit en werd daarvoor zwaar gestraft. Zo werd hij achter een paard door de straten van Marseille gesleept en werd zijn voet afgehakt. Maar Victor volhardde en weigerde afstand te doen van zijn geloof. Toen hij gedwongen werd te knielen voor een beeld van Jupiter, schopte hij het beeld om met de doodstraf als gevolg. Hij zou vermalen worden tussen twee molenstenen maar toen die straf voltrokken werd, weigerde de molen dienst. Victor werd toen  onthoofd waarna zijn lichaam in een rivier gegooid werd. Hij werd door christenen gevonden en zij begroeven hem in een grot, een plek waar vervolgens enkele wonderen plaatsvonden. De steen (hieronder) toont Victor als heilige. De steen is met z’n afmetingen van 165 x 90 cm plus een tekststeen van 50 x 90 cm de grootste gevelsteen van Amsterdam. De steen zat - tot de afbraak in 1898 - boven de ingang van korenmolen de ´Victor´. Deze was in 1685 gebouwd en stond op het bolwerk ´Rijk´ aan het einde van de Rozengracht. De steen lag lang opgeslagen in het depot van het ‘Koninklijk Oudheidkundig Genootschap’ 17 oktober 2017 terug in het publieke domein. Vanaf die datum prijkt hij in de muur van de brandweerkazerne op de hoek van de Marnixstraat en de Rozengracht. Dat is schuin tegenover de plek waar ooit molen de Victor op een bolwerk stond.

Foto: Wikipedia

Deze week honderd jaar geleden

Zaterdag 16 oktober 1920 - Aan het huis Westermarkt 6 wordt een gevelsteen onthuld ter nagedachtenis van het feit dat de Franse filosoof Descartes hier in 1634 woonde. Descartes woonde van 1629 tot 1635 voornamelijk in Amsterdam, om in alle rust en vrijheid aan zijn belangrijkste werken te schrijven. Hij woonde onder meer in het huis Westermarkt 6, waar een gevelsteen aan zijn verblijf herinnert. Op deze gevelsteen staat een citaat uit een brief van Descartes: ‘Quel autre pays, ou l'on puisse jouir d'une liberté si entière?’, ofwel: in welk ander land kan men genieten van een zo totale vrijheid?
Hij nam ook de vrijheid op dit adres met de dienstmeid van zijn huisbaas, Helena Jans, het bed te delen. Dat resulteerde negen maanden later in de geboorte van Francientje dat door de ouders van Helena in Deventer ten doop werd gehouden. In het doopregister staat: Fransintge, dochter van Helena Jans en Reier Jochems, de vernederlandste naam van René Descartes. Hij erkende het kind dus wel maar zijn vaderschap moest strikt geheim blijven om zijn vijanden geen handvat te geven zijn filosofieën te ondermijnen.

Schilderij: Frans Hals/ Wikipedia

Oude afleveringen

Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2020. De keuze 2014 t/m 2019 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.

2014 2015 2016 2017 2018 2019 wk01 wk02 wk03 wk04 wk05 wk06
wk07 wk08 wk09 wk10 wk11 wk12 wk13 wk14 wk15 wk16 wk17 wk18
wk19 wk20 wk21 wk22 wk23 wk24 wk25 wk26 wk27 wk28 wk29 wk30
wk31 wk32 wk33 wk34 wk35 wk36 wk37 wk38 wk39 wk40 wk41 wk42
 

Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave